ECLI:NL:GHARL:2020:1980

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
19/00140
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzet van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer, waarin het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard. De belanghebbende had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, omdat zij van mening was dat het hoger beroepschrift tijdig was ingediend. Tijdens de zitting op 20 februari 2020 heeft de gemachtigde van belanghebbende, mr. [A], de verklaring afgelegd dat het hoger beroepschrift op 25 januari 2019 was aangeboden aan een postverwerkingsbedrijf. Het Hof heeft de verklaring van de gemachtigde geloofd en vastgesteld dat het poststuk op dezelfde dag naar het PostNL-sorteercentrum was verzonden. Aangezien er geen poststempel op de envelop was geplaatst, heeft het Hof geoordeeld dat het hoger beroepschrift tijdig ter post was bezorgd, omdat het op de eerste of tweede werkdag na het verstrijken van de termijn was ontvangen. Het verzet is gegrond verklaard, en de kosten van de behandeling van het verzet zijn vastgesteld op € 525. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 19/00140
uitspraakdatum: 3 maart 2020
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het verzet van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht gedane uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof met nummer 19/00140, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de op 17 december 2018 verzonden uitspraak van de rechtbank Gelderland in de zaak met nummer AWB 17/2660.

Procesverloop

1.1.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof is het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet aangetekend.
1.2.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2020 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende. Na afloop van de zitting heeft het Hof onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

2.1.
Het Hof heeft overwogen dat geloof wordt gehecht aan de verklaring van de gemachtigde dat het hogerberoepschrift op 25 januari 2019 is aangeboden aan het door diens kantoor ingehuurde postverwerkingsbedrijf ‘
depostBode’ en voorts, dat gelet op de verklaring van [B] van 18 juni 2019, aannemelijk wordt geacht dat het poststuk nog op dezelfde dag door ‘
depostBode’ naar het PostNL-sorteercentrum in Den Bosch is gebracht. Post NL heeft evenwel geen poststempel op de envelop geplaatst. Indien geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, moet worden aangenomen dat het hogerberoepschrift tijdig ter post is bezorgd indien het op de eerste of tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen, tenzij het tegendeel komt vast te staan (Vgl. HR 14 oktober 2011, nr. 11/01261, ECLI:NL:HR:2011:BT7470). De termijn eindigde in dit geval op 28 januari 2019 en het hogerberoepschrift is op 30 januari 2019 op de griffie van het Hof ontvangen. Daarom moet worden aangenomen dat het hogerberoepschrift tijdig ter post is bezorgd. Het verzet is daarom gegrond.
2.2.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het verzet heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 525 (0,5 punt verzetschrift, 0,5 punt bijwonen zitting, waarde per punt € 525).

Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het verzet gegrond,
  • veroordeelt de inspecteur van de Belastingdienst in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 525;
  • verstaat dat de uitspraak van de elfde enkelvoudige kamer vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. I. Brand, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is op 3 maart 2020 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst) (M.G.J.M. van Kempen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 maart 2020.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.