Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
1.de vennootschap onder firmaGebroeders [geïntimeerde1] ,
de VOF,
2.[geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde3],
de VOF c.s.,
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten, het geschil en de beslissing van de kantonrechter
4.De beoordeling in het incident
(1) degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben, en
(2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Is aan al deze voorwaarden voldaan, dan bestaat op grond van art. 843a lid 4 Rv desalniettemin geen gehoudenheid tot overlegging van de bescheiden indien daarvoor gewichtige redenen bestaan, of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
de rol van 19 mei 2020voor memorie van antwoord.