ECLI:NL:GHARL:2020:2084

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
200.267.470/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Exhibitievordering op grond van art. 843a Rv toegewezen met voorschot voor afschriften

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2020 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure. De appellant, die tot 1 april 2016 vennoot was van een vennootschap onder firma (VOF), heeft een exhibitievordering ingesteld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hij verzocht om inzage in de complete administratie van de VOF over de periode 2015 tot en met het eerste kwartaal van 2016, om zich te kunnen verweren tegen de vorderingen van de VOF c.s. en om zijn eigen tegenvordering te onderbouwen. De VOF c.s. hebben de vordering afgewezen, met het argument dat de appellant eerder inzage had gehad en geen rechtmatig belang meer zou hebben.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant wel degelijk een rechtmatig belang heeft bij inzage in de administratie, aangezien hij als vennoot betrokken was bij de documenten. Het hof heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor toewijzing van de exhibitievordering is voldaan. De VOF c.s. zijn veroordeeld om de appellant kosteloos inzage te geven in de gevraagde bescheiden, mits hij binnen drie weken na het arrest schriftelijk verzoekt om inzage. Daarnaast is bepaald dat als de appellant afschriften wenst, hij een voorschot van € 250,- (excl. btw) moet betalen voor de kosten van het verstrekken van deze afschriften. De beslissing over de kosten van het incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 19 mei 2020 voor memorie van antwoord. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.267.470/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 6576886)
arrest van 10 maart 2020
in de zaak van
[appellant],
die woont in [A] ,
appellant, tevens eiser in het incident,
bij de rechtbank: gedaagde, tevens eiser in de tegenvordering,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. D.P. Poppe, die kantoor houdt in Kampen,
tegen

1.de vennootschap onder firmaGebroeders [geïntimeerde1] ,

gevestigd in [A] ,
hierna:
de VOF,
en haar vennoten

2.[geïntimeerde2] ,

die woont in [A] ,
3.
[geïntimeerde3],
die woont in [A] ,
geïntimeerden, tevens verweerders in het incident,
bij de rechtbank: eisers, tevens verweerders in de tegenvordering,
hierna gezamenlijk:
de VOF c.s.,
advocaat: mr. N.A.M. Kienhuis, die kantoor houdt in Almelo.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen, blijkt uit de vonnissen van
27 februari 2018 en 5 februari 2019 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 26 april 2019 (met drie bijlagen);
- de memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering ex art. 843a Rv van 24 december 2019 (met bijlagen);
- de memorie van antwoord in het incident van 14 januari 2020 (met bijlagen).
2.2
Partijen hebben arrest gevraagd in het incident en [appellant] heeft daarvoor de stukken aan het hof gegeven.

3.De feiten, het geschil en de beslissing van de kantonrechter

3.1
Het gaat in deze zaak over het volgende.
3.2
De VOF is opgericht op 7 maart 2000. Er is geen schriftelijke vennootschapsovereenkomst. [appellant] maakte vanaf de oprichting tot 1 april 2016 als vennoot deel uit van de VOF.
3.3
Vanaf 2011 verzorgt [geïntimeerde3] (geïntimeerde sub 3) de boekhouding van de VOF. In 2015 is de heer [B] van Kubus Accountants ingeschakeld om de jaarcijfers over 2015 en 2016 op te stellen.
3.4
In de procedure bij de kantonrechter hebben de VOF c.s. gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling aan de VOF van € 2.950,- aan suppleties en € 2.072,- wegens een schuld aan de VOF, met een aantal bijkomende vorderingen. De tegenvordering van [appellant] houdt in dat hij wil dat de VOF wordt veroordeeld tot betaling aan hem van € 16.624,- met bijkomende vorderingen.
3.5
In het eindvonnis van 5 februari 2019 heeft de kantonrechter (in conventie) [appellant] veroordeeld tot betaling aan de VOF van € 2.072,- wegens een schuld aan de VOF plus € 310,80 aan buitengerechtelijke incassokosten. De tegenvordering (reconventie) van [appellant] is afgewezen. Verder is [appellant] veroordeeld tot betaling van een deel van de proceskosten van de VOF c.s. (in conventie en in reconventie) tot een bedrag van € 163,88.

4.De beoordeling in het incident

4.1
In de hoofdzaak concludeert [appellant] tot vernietiging van het bestreden eindvonnis van 5 februari 2019, tot het afwijzen van de vorderingen van de VOF c.s., tot het alsnog toewijzen van zijn tegenvordering en tot veroordeling van de VOF c.s. om aan [appellant] terug te betalen wat hij heeft voldaan ter uitvoering van het bestreden vonns, met nevenvorderingen.
4.2
In het incident vordert [appellant] afgifte van dan wel inzage in de complete administratie van de VOF over de periode 2015 tot en met het eerste kwartaal van 2016. Met "complete administratie" bedoelt [appellant] de administratieve bescheiden die ten grondslag liggen aan de jaarrekeningen over het genoemde tijdvak. Hij heeft deze stukken nodig om zich te kunnen verweren tegen de vorderingen van de VOF c.s. maar ook om zijn eigen tegenvordering te kunnen onderbouwen, aldus tot zover [appellant] .
4.3
De VOF c.s. hebben geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering. [appellant] heeft medio 2017 de mogelijkheid gehad om te reageren op de concept-jaarstukken 2015/2016. De complete boekhouding lag hiervoor ter inzage bij de boekhouder, maar [appellant] heeft van die mogelijkheid tot inzage en correctie geen gebruik gemaakt. Pas in januari 2018 heeft [appellant] de complete boekhouding opgehaald bij de boekhouder en op 6 april 2018 weer ingeleverd. De VOF c.s. willen niet meewerken aan het verzoek van [appellant] , omdat hij de gehele boekhouding al heeft ingezien en zijn correcties daarop kenbaar heeft gemaakt, waarna de jaarrekening 2015 en de jaarrekening van het eerste kwartaal van 2016 definitief zijn vastgesteld. Aldus tot zover de VOF c.s.
4.4
Een vordering tot inzage of afgifte van stukken (exhibitievordering) op grond van art. 843a lid 1 Rv komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
(1) degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben, en
(2) het moet gaan om bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Is aan al deze voorwaarden voldaan, dan bestaat op grond van art. 843a lid 4 Rv desalniettemin geen gehoudenheid tot overlegging van de bescheiden indien daarvoor gewichtige redenen bestaan, of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.5
[appellant] is tot en met het eerste kwartaal van 2016 vennoot geweest van de VOF. In die hoedanigheid is [appellant] dan ook als partij betrokken bij de documenten in de boekhouding van de VOF over het jaar 2015 en het eerste kwartaal van 2016. Daarmee is voldaan aan voorwaarde (3).
4.6
Anders dan de VOF c.s. hebben aangevoerd, is de omschrijving "complete administratie" in dit geval niet onvoldoende bepaald. [appellant] heeft immers aangegeven dat hij hiermee bedoelt alle bescheiden uit de boekhouding die zijn gebruikt voor het opstellen van de jaarrekening over 2015 en over het eerste kwartaal van 2016. De VOF c.s. weten zelf ook precies om welke bescheiden het gaat, zo blijkt uit hun incidentele antwoordmemorie en de foto's van ordners die zij als bijlage hebben meegezonden. Aan voorwaarde (2) is daarmee ook voldaan.
4.7
De VOF c.s. hebben niet bestreden dat hun vorderingen op [appellant] en de tegenvordering van [appellant] op de VOF (mede) gebaseerd zijn op de administratieve gegevens waar het in dit incident over gaat. Daarmee is voor het hof voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] een rechtmatig belang heeft bij inzage of een afschrift van die administratieve gegevens. De omstandigheid dat [appellant] eerder (in 2018) enige tijd de beschikking heeft gehad over de stukken waarvan hij nu inzage of een afschrift vraagt, betekent - anders dan de VOF c.s. betogen - niet dat [appellant] daar nu geen rechtmatig belang meer bij heeft. Aan de laatste voorwaarde (1) is daarmee ook voldaan.
4.8
De incidentele vordering zal daarom worden toegewezen. Van het recht op inzage kan kosteloos gebruik worden gemaakt. Wel zal het hof het recht op inzage in de tijd beperken, rekening houdend met de stand van de procedure, omdat het onredelijk zou zijn dat de VOF c.s. onbeperkt inzage moeten geven in hun boekhouding.
4.9
Indien [appellant] afschriften wenst van de administratie, is hij op grond van art. 843a Rv gehouden de kosten die de VOF c.s. daarvoor moeten maken aan hen te voldoen. Uit de foto's (bijlage 6 bij de incidentele antwoordmemorie) blijkt dat het om twee ordners gaat. Het hof gaat ervan uit dat het kopiëren van deze stukken ten hoogste vier uren in beslag zal nemen. Schattenderwijs stelt het hof de kosten hiervan vast op € 50,- per uur (excl. btw), te vermeerderen met de kosten van de kopieën ad € 50,- (excl. btw). Hierin zijn begrepen de kosten voor de inzet van (een) kantoormedewerker(s), materiaal en de apparaatskosten. Dat betekent dat [appellant] indien hij afschriften van de administratie wil, een voorschot van € 250,- (excl. btw) dient te betalen. De gespecificeerde meer- of minderkosten dient [appellant] na verstrekking van de stukken op basis van een daartoe door de VOF te verstrekken factuur met de VOF af te rekenen. Uiteindelijk kunnen de kosten van het verstrekken van de afschriften ten laste komen van de partij die in de hoofdzaak in het ongelijk wordt gesteld en in de proceskosten wordt verwezen.
4.1
De beslissing over de kosten van het incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
in het incident
veroordeelt de VOF c.s. om [appellant] , indien deze daarom binnen drie weken na het wijzen van dit arrest schriftelijk dan wel per e-mail van zijn advocaat heeft verzocht, binnen twee weken na ontvangst van dat verzoek kosteloos inzage te geven in alle bescheiden uit de boekhouding van de VOF die zijn gebruikt voor het opstellen van de jaarrekening over 2015 en over het eerste kwartaal van 2016;
veroordeelt de VOF c.s. om aan [appellant] , indien deze daarom binnen drie weken na het wijzen van dit arrest schriftelijk dan wel per e-mail van zijn advocaat heeft verzocht, binnen twee weken na ontvangst van dat verzoek afschriften te verstrekken van alle bescheiden uit de boekhouding van de VOF die zijn gebruikt voor het opstellen van de jaarrekening over 2015 en over het eerste kwartaal van 2016, één en ander na betaling door [appellant] binnen de genoemde termijn van drie weken aan de VOF van een voorschotbedrag van € 250,- (excl. btw) ter vergoeding van de kosten van de VOF;
bepaalt dat over de kosten van het incident zal worden beslist bij einduitspraak in de hoofdzaak;
wijst af wat meer of anders is gevorderd;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar
de rol van 19 mei 2020voor memorie van antwoord.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. W.P.M. ter Berg en mr. O.E. Mulder, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 10 maart 2020.