Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank inzake de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2015 en 2016, alsook tegen de dwangsombeschikking van de Inspecteur. De Inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.966 en voor 2016 naar € 29.151. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen en verzocht om aftrek van specifieke zorgkosten en giften. De Inspecteur had het bezwaar voor 2015 gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het bezwaar voor 2016 en de dwangsombeschikking ongegrond verklaard. De rechtbank had de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, met uitzondering van de dwangsombeschikking waarover geen beslissing was genomen.
Tijdens de zitting op 21 januari 2020 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat hij recht had op een dwangsom vanwege het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschriften en dat hij recht had op aftrek van specifieke zorgkosten en giften. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur tijdig had beslist op de bezwaarschriften en dat er geen recht op een dwangsom was. Wat betreft de specifieke zorgkosten oordeelde het Hof dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de door hem geclaimde kosten. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep tegen de dwangsombeschikking ongegrond, en verlaagde de aanslag IB/PVV 2015 tot een belastbaar inkomen van € 26.829. De belastingrente werd dienovereenkomstig verminderd. Het Hof wees het verzoek om schadevergoeding af en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende.