Uitspraak
(zaaknummer rechtbank Gelderland C/05/325962)
wonende te [A] (Gld),
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
[appellante],
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
de gemeente,
1.De procedure bij de rechtbank
23 februari en 27 juni 2018 (hersteld op 31 juli 2018).
2.2. De procedure in hoger beroep
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
3.3. Waar het om gaat
In reactie op dit verzoek heeft [B] , bestuurlijk jurist van de gemeente (hierna: [B] ), [appellante] in een brief van 21 december 2009 laten weten dat de gemeente was gestart met de voorbereidingen voor een nieuw bestemmingsplan en dat aan [appellante] , indien haar verzoek om een nieuwe bouwmogelijkheid kansrijk zou zijn, een overeenkomst zou worden toegestuurd waarin "
de voorwaarden voor de nieuwe ontwikkeling zijn beschreven" en waarin wordt "
aangegeven welke onderzoeken nog moeten worden uitgevoerd."
[B] antwoordde diezelfde dag dat het perceel bij het onderzoek tot nu toe een redelijke kans maakt op een positieve beoordeling mits de nieuwe bouwlocatie voldoet aan de voorkeursgrenswaarde voor verkeerslawaai van de Wet geluidhinder. De gemeente kan geen intentieverklaring afgeven, maar als ook uit de definitieve beoordeling blijkt dat het verzoek kansrijk is, krijgt [appellante] een zogenaamd anterieur contract aangeboden, waarin de relevante voorwaarden staan, onder meer over het akoestisch onderzoek. [B] schrijft verder dat het [appellante] vrij staat om alvast een akoestisch onderzoek te laten uitvoeren.
In de conclusie is verder vermeld:
"
Het realiseren van een geluidgevoelige bestemming is alleen mogelijk indien er maatregelen genomen worden waardoor de overschrijding van de maximale grenswaarde wordt weggenomen en waarmee aan het gemeentelijk beleid kan worden voldaan.Gezien de mate van overschrijding zullen maatregelen aan de bron (stiller asfalt) of in de overdracht (scherm/wal) echter niet afdoende zijn om de overschrijding van de maximale grenswaarde door de [a-straat] op te heffen. Het toepassen van een "dove gevel" in het bouwplan zal eveneens op bezwaren stuiten. Zowel de voorgevel als de zijgevels zouden doof moeten worden uitgevoerd, terwijl de gemeente streeft naar maximaal één "dove gevel". Ook zou de geluidsbelasting op de achtergevel moeten voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, zodat deze als geluidluwe gevel beschouwd kan worden."
heeft de anterieure overeenkomst niet ondertekend.
In een e-mailbericht van 3 mei 2010 aan [appellante] schrijft [B] :
"
Ik heb het onderzoek aan een akoestisch specialist voorgelegd. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting dusdanig hoog is dat de maximaal toelaatbare grenswaarde wordt overschreden. Het onderzoek is correct uitgevoerd. Het gebied moet worden beschouwd als buitengebied met bijbehorende normstelling. Er is dus geen ruimte om een beschikking om een hogere grenswaarde ter verlenen aanwezig.(…)Op het moment dat wij een bestemmingsplan in procedure brengen zonder beschikking om een hogere grenswaarde, dan haalt het plan de eindstreep niet."
De gemeente heeft daarop kenbaar gemaakt dat het plan van Vastbouw om een tweede woning op het perceel te realiseren alleen kan worden uitgevoerd wanneer een maatregelenonderzoek wordt verricht waaruit volgt dat kan worden voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde.
Uit het tweede rapport van Munsterhuis, van 29 september 2011, blijkt dat na verplaatsing van de te bouwen woning naar een verder van de weg gelegen plek, het uitvoeren van (delen van) de gevels als "dove gevels" en het oprichten van geluidsschermen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de maximaal toelaatbare geluidsbelasting niet. Daarom dient voor de woning een hogere grenswaarde procedure te worden gevoerd, aldus Munsterhuis.
4.4. Het geschil in hoger beroep
a. Aard, diepgang en uitkomst van de akoestische onderzoeken waarmee de verzoeken van [appellante] en Vastbouw zijn onderbouwd verschillen.
Het onderzoek van Sain is een akoestische inventarisatie, geen akoestisch onderzoek in de zin van artikel 77 lid 2 Wet geluidhinder. Het heeft dan ook, anders dan de onderzoeken van Munsterhuis, een summier karakter. Het onderzoek van Sain laat ook maar één conclusie toe, te weten dat niet zodanige maatregelen kunnen worden getroffen bij de ontvanger dat de maximale grenswaarde niet langer wordt overschreden. In dit verband is van belang dat Sain, waarschijnlijk vanwege het karakter van het door haar verrichte onderzoek, geen onderzoek heeft gedaan naar de doeltreffendheid van de door haar als mogelijkheid genoemde geluidsbeperkende maatregelen bij de ontvanger en ook geen concrete maatregelen voorstelt, waarmee de maximale grenswaarde niet wordt overschreden.
Uit de beide rapporten van Munsterhuis volgt dat het treffen van geluidsbeperkende maatregelen er wel toe zou kunnen leiden dat de maximaal toelaatbare grenswaarde niet zou worden overschreden. Op grond van die conclusie behoorde het vaststellen van hogere waarden wèl tot de mogelijkheden.
b. [appellante] is geen anterieure overeenkomst met de gemeente aangegaan, Vastbouw wel.
De gemeente heeft ook [appellante] aangeboden een anterieure overeenkomst aan te gaan, heeft haar ook het contract waarin deze overeenkomst is vastgelegd gestuurd, maar [appellante] heeft dit aanbod van de gemeente niet geaccepteerd. De anterieure overeenkomst voorziet onder meer in het verrichten van een akoestisch onderzoek wanneer dat noodzakelijk is. Aan het laten verrichten van een akoestisch onderzoek door Vastbouw ligt dan ook onder meer de anterieure overeenkomst, die [appellante] niet wilde sluiten, ten grondslag.
c. De verzoeken van [appellante] en Vastbouw zijn in een ander stadium van de planvorming beoordeeld.
heeft haar verzoek in oktober 2009 gedaan. Het is in de daaropvolgende maanden tot begin mei 2010 door de gemeente behandeld. Het voorontwerp van het bestemmingsplan “Loenen en Veldhuizen” was toen nog niet ter inzage gelegd. Het verzoek van [appellante] is dan ook niet behandeld in het kader van het (formele) proces van de planvorming.
Dat ligt anders voor het verzoek van Vastbouw, dat door de gemeente (grotendeels) na de terinzagelegging van het voorontwerp bestemmingsplan, en dus in het kader van de planvorming, is behandeld. De gemeenteraad dient op grond van de Awb (artikel 3.2) een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan zorgvuldig voor te bereiden. De gemeenteraad moet in dat verband ook rekening houden met particuliere initiatieven betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en de ruimtelijke aanvaardbaarheid ervan ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de dan bekende gegevens kan worden beoordeeld.
De zorgvuldigheidsverplichtingen die in het kader van een bestemmingsplanprocedure in acht genomen moeten worden gelden niet zonder meer voor de situatie waarin van zo’n procedure (nog) geen sprake is.
Dat de hiervoor onder 1 en 3 vermelde mededelingen onjuist of onvolledig zijn, heeft [appellante] niet onderbouwd.
- de gemeente mocht er in beginsel vanuit gaan dat het rapport van de door [appellante] zelf ingeschakelde deskundige juist was, en dus ook dat de niet voor tweeërlei uitleg vatbare conclusie van Sain dat geen maatregelen mogelijk zijn die de overschrijding wegnemen correct was. [appellante] heeft niets aangevoerd waaruit volgt dat de gemeente vraagtekens moest plaatsen bij dit rapport;
- de gemeente heeft het rapport van Sain niet klakkeloos overgenomen, maar ook nog laten beoordelen door haar eigen akoestisch medewerker. Die kwam tot de conclusie dat het onderzoek van Sain correct was uitgevoerd. Bij deze stand van zaken had de gemeente des te meer reden om ervan uit te gaan dat ook de conclusies van het rapport van Sain - die immers waren gebaseerd op een correct uitgevoerd onderzoek - juist waren;
- de beoordeling van het verzoek van [appellante] vond plaats buiten de kaders van een herziening van het bestemmingsplan en zonder dat tussen de gemeente en [appellante] een anterieure overeenkomst was gesloten. De gemeente merkt terecht op dat sprake was van ‘service’ van de gemeente. Tegen die achtergrond kan [appellante] niet in redelijkheid verwachten dat de gemeente zonder dat concrete aanwijzingen bestaan dat het door [appellante] zelf aangereikte rapport ondeugdelijk of onvolledig is onderzoekt of er in afwijking van de eenduidige conclusies van dat rapport toch nog maatregelen getroffen kunnen worden om de overschrijding van de maximaal toelaatbare grenswaarde weg te nemen, zodat toch nog een beschikking kan worden genomen.
Een en ander betekent dat het oordeel van de rechtbank in stand kan blijven. De grief die [appellante] tegen dit oordeel heeft gericht, faalt.
5.5. De beslissing
te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit arrest;