Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
- de begrotingsbeschikkingen van 26 september 2018 en 2 december 2019;
- de journaalberichten van mr. Laus van 7 juni 2018, 8 juni 2018, 27 juni 2018, 2 juli 2018, 4 september 2018, 7 september 2018, 11 september 2018, 15 november 2018, 17 januari 2019, 30 januari 2019, 7 februari 2019, 28 februari 2019, 10 april 2019, 18 april 2019, 9 augustus 2019, 16 augustus 2019, 20 januari 2020, 22 januari 2020, 29 januari 2020 en 30 januari 2020, gedeeltelijk met producties;
- de journaalberichten van mr. Supičić van 6 juni 2018, 15 november 2018 en 9 januari 2020 met producties, en
- het deskundigenbericht van 20 augustus 2019.
2.De motivering van de beslissing
jegens het uitvoeringsorgaan. Haar verzoek de man te veroordelen tot uitbetaling van het gehele bedrag waarop zij aanspraak kan maken mist grondslag. Het hof ziet gelet hierop geen aanleiding om de man te veroordelen de waarde te laten berekenen. Voor zover de vrouw heeft bedoeld dat de man dient te worden verplicht tot afstorting van het kapitaal dat nodig is voor het aan haar toekomende deel van de pensioenafspraak, geldt dat afstorting niet kan worden gevergd, nu als onvoldoende betwist vast staat dat hiervoor in [A] Beheer B.V. onvoldoende liquide middelen aanwezig zijn of kunnen worden verkregen (vgl. HR 9 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ2658).