Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Den Haag(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 27 november 2018 het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, die oorspronkelijk was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 21.157. De inspecteur heeft deze aanslag ambtshalve verminderd tot € 11.092, omdat een deel van het inkomen, een lijfrente-uitkering van € 10.065, niet door de echtgenoot van belanghebbende was opgenomen in zijn aangifte. Belanghebbende betwist de rechtmatigheid van deze vermindering, stellende dat de aanslag onherroepelijk vaststond en dat de inspecteur niet meer vrijstond om de lijfrente-uitkering bij haar echtgenoot te belasten.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht de aanslag ambtshalve heeft verminderd. De wetgeving staat de inspecteur toe om een onjuiste belastingaanslag te corrigeren, en in dit geval was er sprake van een inkomensbestanddeel dat ten onrechte bij belanghebbende was betrokken. Het Hof concludeert dat de inspecteur handelde in overeenstemming met de wet en dat de vermindering van de aanslag niet leidt tot een onterecht voordeel voor belanghebbende. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.