Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
17 maart 2020nummer 07/005620111
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding.
5.Proceskosten
6.Beslissing
17 maart 2020in het openbaar uitgesproken.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende had op 15 augustus 2018 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 juli 2018. De griffier had belanghebbende op 3 oktober 2018 en 2 november 2018 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en de gevolgen van niet-tijdige betaling. Ondanks deze waarschuwingen heeft belanghebbende het griffierecht niet betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep op 22 januari 2019. Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend, maar het Hof oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij het griffierecht had betaald. Het Hof concludeerde dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het verzet ongegrond was. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het bestuursrecht en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.