ECLI:NL:GHARL:2020:2755
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ouder zonder gezag is geen belanghebbende bij de opheffing van de ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de moeder in haar verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kind. De moeder, die geen gezag heeft over het kind, stelde dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt omdat de opheffing van de ondertoezichtstelling haar belangen zou schaden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ondertoezichtstelling niet specifiek gericht was op het effectueren van het recht van de moeder op family life met het kind, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat een ouder zonder gezag geen belanghebbende is in procedures betreffende de ondertoezichtstelling, tenzij deze ouder zelf om de ondertoezichtstelling heeft verzocht. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De moeder heeft geen bewijs geleverd dat de opheffing van de ondertoezichtstelling haar rechten onder het EVRM zou schenden. Daarom heeft het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 17 oktober 2019.