Uitspraak
V.O.F. Int. Transport Gebr. Strijk,
Strijk,
de erven,
1.HHet procesverloop in eerste aanleg
2.2. Het procesverloop in hoger beroep
- de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
- de akte uitlating producties.
3.De vaststaande feiten
kalveren verzameld en naar de opvang gebracht op [hof: volgt een opsomming van 29 data vanaf 12 juli 2016 tot en met 31 januari 2017] Totaal 29 keer à€ 100,00”. De erven [erflater] hebben deze factuur voldaan.
“
Voor u vervoerd:Veevervoer van 01/01 – 2014 t/m 31/12-2014Zie bijlage € 6583,81.Veevervoer van 01/01 – 2015 t/m 31/12-2015Zie bijlage € 4366,60.Veevervoer van 01/01 – 2016 t/m 31/12-2016Zie bijlage € 370,00.”
De bijlagen zijn handgeschreven lijsten waarop diverse data staan vermeld met omschrijvingen als:
“
120 schapen van Baflo naar Warffum € 125,=”
27 februari 2017 van € 2.117,50 (€ 1.750,- ex btw) betreffende getankte diesel in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 januari 2017 ondanks sommaties onbetaald gelaten.
4.4. Het geschil in hoger beroep
€ 11.540,- wordt gevorderd.
niet zijn verrekend.
Grief IIis gericht tegen het tweede onderdeel van de bewijslastverdeling.
Volgens Strijk rust de bewijslast ten aanzien van de verrekening niet op haar, maar op de erven. De erven hebben zich tegen haar vordering verweerd met een beroep op verrekening en dat verweer is een bevrijdend verweer, waarvan de bewijslast op de erven rust, aldus Strijk, die er ook op wijst dat de erven dat verweer onvoldoende hebben onderbouwd. Het hof overweegt het volgende.
4.5 De erven hebben echter niet een dergelijk verrekeningsverweer gevoerd. Zij stellen niet dat, indien Strijk een vordering op hen heeft (dat hebben zij overigens bestreden), zij ook een vordering op Strijk hebben die voor verrekening in aanmerking komt; de erven hebben aangevoerd dat [erflater] en Strijk zo samenwerkten dat zij over en weer werkzaamheden voor elkaar verrichtten en dat een deel van die werkzaamheden (over en weer) niet in rekening werd gebracht en een ander deel wel. Zij hebben vervolgens gesteld dat de door Strijk in de factuur van 27 februari 2017 in rekening gebrachte werkzaamheden, als ze al zijn verricht, niet in rekening mogen worden gebracht, omdat deze wegvallen tegen door [erflater] voor Strijk verrichte werkzaamheden.
Grief I, die betrekking heeft op deze vraag en het oordeel van de kantonrechter bestrijdt dat Strijk niet heeft bewezen dat de in rekening gebrachte werkzaamheden zijn verricht, faalt om die reden bij gebrek aan belang. Het op zichzelf voldoende gespecificeerde bewijsaanbod van Strijk zal worden gepasseerd omdat het, gelet op wat hiervoor is overwogen, relevantie mist.
19 februari 2019 bekrachtigen. Strijk zal worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief II), te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.