ECLI:NL:GHARL:2020:290

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
200.191.249
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake deskundigenonderzoek in civiele procedure over schadebegroting en bouwmogelijkheden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 14 januari 2020 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen een appellant, wonende te [woonplaats1], en de Gemeente Brummen, die als geïntimeerde optreedt. De appellant is in eerste aanleg eiser en in het principaal hoger beroep appellant, terwijl de Gemeente in eerste aanleg gedaagde is en in het incidenteel hoger beroep appellante. De advocaat van de appellant is mr. B. Oudenaarden, terwijl de Gemeente wordt bijgestaan door mr. R.D. Boesveld.

Het hof heeft in deze tussenuitspraak de inhoud van een eerder tussenarrest van 1 oktober 2019 overgenomen, waarin de Gemeente de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over de voorgestelde schadebegroting. De partijen zijn het erover eens dat de deskundige bij zijn taxaties moet uitgaan van het kadastraal perceel gemeente [naam1], sectie C, nr. 3468. De deskundige, [naam2], NVM makelaar/taxateur, is benoemd om de waarde van het perceel te taxeren op verschillende peildata, zowel met als zonder de mogelijkheid om een woning te bouwen.

De vragen die aan de deskundige zijn voorgelegd, betreffen de onderhandse verkoopwaarde van het bouwperceel op de peildata 25 april 2006 en 17 december 2009, zowel met als zonder de mogelijkheid tot woningbouw. Het hof heeft verder bepaald dat de deskundige rekening moet houden met alle relevante feiten en omstandigheden en dat partijen het volledige procesdossier ter inzage moeten geven. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn vastgesteld op € 2.420,- inclusief BTW, welke kosten door de appellant moeten worden voorgeschoten. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot na het deskundigenrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.191.249
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, C/05/272997)
arrest van 14 januari 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. B. Oudenaarden,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Brummen,
zetelende te Brummen,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de Gemeente,
advocaat: mr. R.D. Boesveld.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 1 oktober 2019 over. Hierbij is de Gemeente in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de juistheid van de door het hof voorgestelde schadebegroting aan de hand van de maximale invulling van de bouwmogelijkheden op het perceel zonder vrijstelling. Dat heeft de Gemeente vervolgens gedaan bij akte van 29 oktober 2019, waarbij zij zich aan dit uitgangspunt heeft gerefereerd.
1.2
Verder zijn partijen het er over eens dat de deskundige bij zijn taxaties moet uitgaan van het kadastraal perceel gemeente [naam1] , sectie C, nr. 3468. Dat perceel is groter dan het perceel destijds kadastraal bekend als nr. 3236 (de kadastrale percelen nrs. 3236, 3238 en 3466 zijn opgegaan in nr. 3468). Waar in het tussenarrest van 5 februari 2019 melding wordt gemaakt van ‘het perceel of het bouwperceel’ moet worden gelezen: het kadastraal perceel gemeente [naam1] , sectie C, nr. 3468. De aan de deskundige te stellen vragen zullen ook op dit perceel betrekking hebben.
1.3
Partijen hebben beide aangegeven geen bezwaar te hebben tegen
de persoon van de te benoemen deskundige [naam2] , NVM makelaar/taxateur, verbonden aan Eggink Maalderink Garantiemakelaars). Tevens hebben zij geen bezwaren geuit tegen de hoogte van het voorschot (€ 2.420,- inclusief BTW) en hebben zij de door de deskundige gehanteerde algemene voorwaarden aanvaard. De kosten van het voorschot komen ten laste van [appellant] als eisende partij.
1.4
De aan de deskundige te stellen vragen luiden als volgt:
1.a wat is de onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik, van het perceel grond aan de [adres1] / [adres2] te [woonplaats1] , kadastraal bekend als gemeente [naam1] , sectie C, nummer 3468 (verder ook te noemen ‘het bouwperceel’) op de peildatum 25 april 2006, uitgaande van het ontbreken van de mogelijkheid een woning te bouwen?
1.b idem als in 1.a, maar dan uitgaande van de mogelijkheid een woning te bouwen met een maximale planologische invulling zonder vrijstelling van het bestemmingsplan?
2.a wat is de onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik van het bouwperceel op de peildatum 17 december 2009, uitgaande van het ontbreken van de mogelijkheid een woning te bouwen?
2.b idem als in 2.a, maar dan uitgaande van de mogelijkheid een woning te bouwen met een maximale planologische invulling zonder vrijstelling van het bestemmingsplan?
3. geeft het onderzoek u nog aanleiding tot het maken van verdere opmerkingen?
1.5
Bij de beantwoording van deze vragen dient de deskundige rekening te houden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval, zoals blijkend uit het dossier en aangedragen door partijen. Voor zover de deskundige deze vragen niet kan beantwoorden vanwege een gebrek aan vaststaande feiten, dient hij dit bij de beantwoording te vermelden.
1.6
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

2.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
beveelt een onderzoek door een deskundige met betrekking tot de hiervoor in rechtsoverweging 1.4 geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundige:
de heer [naam2] , NVM makelaar/taxateur, verbonden aan Eggink Maalderink Garantiemakelaars
[naam2] @egginkmaalderink.nl
bepaalt dat de deskundige op de voet van het bepaalde in artikel 198 Rv bij zijn onderzoek partijen (via hun advocaten) in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat hij daarvan in zijn schriftelijk rapport melding zal maken waarbij van de inhoud van de gemaakte opmerkingen en gedane verzoeken moet blijken;
bepaalt dat de deskundige een concept-deskundigenbericht aan partijen zal toesturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zal de deskundige de reacties van partijen op het concept bespreken;
bepaalt dat partijen aan de deskundige het volledige procesdossier ter inzage zullen geven en beveelt partijen om aan de deskundige alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundige het door hem uit te brengen rapport (ondertekend en met redenen omkleed) ter griffie van dit hof (postbus 9030, 6800 EM Arnhem) zal indienen vóór
14 april 2020.
bepaalt het voorschot van de kosten van de deskundige op € 2.420,- inclusief BTW;
bepaalt dat [appellant] het voorschot dient te betalen, conform de nota met betaalinstructies die hij zal ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
bepaalt dat de deskundige niet met het onderzoek zal starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
bepaalt dat de deskundige zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen kan wenden tot mr. A.A. van Rossum, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal verzenden;
bepaalt dat de zaak zal worden verwezen naar de roldatum
12 mei 2020voor memorie na deskundigenrapport, eerst aan de zijde van [appellant] ;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. van Rossum, F.J. de Vries en L.A. de Vrey en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2020.