In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een bouwgeschil tussen [appellant], rechtsopvolger van [A], en [geïntimeerde]. Het hof heeft op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het eerdere vonnis van de rechtbank Groningen is vernietigd. De zaak draait om de beoordeling van een deskundigenrapport dat is opgesteld naar aanleiding van een deskundigenonderzoek dat door het hof was gelast. De deskundige heeft vastgesteld dat er kosten zijn voor niet geleverde materialen en werkzaamheden, waaronder sanitair en andere zaken die niet zijn uitgevoerd door [geïntimeerde]. Het hof heeft de waarde van het niet geleverde sanitair vastgesteld op € 4.072,82 exclusief btw en de kosten van niet uitgevoerde werkzaamheden op € 15.102,60 exclusief btw. Na een uitgebreide beoordeling van de grieven van beide partijen, heeft het hof geoordeeld dat [A] een bedrag van € 29.464,97 aan [geïntimeerde] moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 september 2010. Tevens is de vordering van [A] tot terugbetaling van eerder betaalde bedragen aan [geïntimeerde] toegewezen. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen, en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.