ECLI:NL:GHARL:2020:3215

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
200.237.062/01 en 200.257.106/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom en exploitatie van dorpshuis 't Woldhuus in Kiel-Windeweer

In deze zaak gaat het om een geschil over de eigendom en exploitatie van het dorpshuis 't Woldhuus' in Kiel-Windeweer. De gemeente Midden-Groningen is eigenaar van het gebouw, en de stichting 't Woldhuus had een exploitatieovereenkomst met de voetbalvereniging. De stichting heeft deze overeenkomst opgezegd, wat leidde tot een conflict over de vraag of de opzegging rechtmatig was en of de voetbalvereniging recht had op een vergoeding. Het hof oordeelt dat de opzegging van de exploitatieovereenkomst door de stichting rechtmatig was en dat er geen vergoeding aan de voetbalvereniging verschuldigd is. Daarnaast is er een discussie over een boete die de voetbalvereniging heeft verbeurd omdat zij 't Woldhuus niet tijdig heeft ontruimd. Het hof matigt deze boete tot € 3.500,-. De uitspraak is gedaan in hoger beroep, waarbij de eerdere vonnissen van de kantonrechter en de rechtbank zijn beoordeeld. Het hof bekrachtigt de meeste beslissingen van de lagere rechters, maar vernietigt de veroordeling tot betaling van € 25.000,- aan contractuele boeten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummers gerechtshof 200.237.062/01 en 200.257.106/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 5467422 en 179727)
arrest van 21 april 2020in de gevoegde zaken van
zaak 1(zaaknummer 200.237.062/01)
Vereniging Kiel-Windeweer,
gevestigd te Kiel-Windeweer,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
de voetbalvereniging,
advocaat: mr. P. van Wijngaarden, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Stichting 't Woldhuus,
gevestigd te Kiel-Windeweer,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
de stichting,
advocaat: mr. J.J. Veldhuis, kantoorhoudend te Leeuwarden
alsmede
zaak 2(200.257.106/01)
Vereniging Kiel-Windeweer,
gevestigd te Kiel-Windeweer,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres
hierna:
de voetbalvereniging,
advocaat: mr. P. van Wijngaarden, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Gemeente Midden-Groningen (als rechtsopvolgster van de gemeente Hoogezand-Sappemeer),
zetelend te Hoogezand,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
de gemeente
advocaat: mr. J.J. Veldhuis, kantoorhoudend te Leeuwarden.
1.
De gedingen in eerste aanleg
Voor de gedingen in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 6 december 2016, 20 juni 2017 en 19 september 2017 die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft gewezen en naar de vonnissen van 25 april 2018 en 20 februari 2019 van de handelskamer van die rechtbanklocatie.

2.De gedingen in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedures blijkt uit:
zaak 1
- de dagvaarding in hoger beroep van 19 september 2017 gericht tegen het vonnis van de kantonrechter van 20 juni 2017;
- de akte uitlating van 29 mei 2018 tot hervatting van de procedure na vernietiging van het faillissement van de voetbalvereniging;
- de memorie van grieven van 29 mei 2018;
- de memorie van antwoord (met producties) van 2 oktober 2018;
zaak 2
- de dagvaarding in hoger beroep van 20 maart 2019, gericht tegen het vonnis van
20 februari 2019;
- de memorie van grieven van 4 juni 2019 (met producties);
- de memorie van antwoord van 13 augustus 2019 (met producties);
In beide zaken
de comparitiearresten van 1 oktober 2019;
het proces-verbaal van de comparitie van 12 februari 2020, waarbij akte is verleend van de voorafgaand aan de comparitie nog toegezonden producties.
2.2
Na afloop van de comparitie hebben partijen arrest gevraagd op het comparitiedossier, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.

3.Samenvatting

In geschil is wie de eigenaar is van het gebouw ‘t Woldhuus’ in Kiel-Windeweer. Het hof oordeelt dat de gemeente eigenaar is. Verder is in geschil of de stichting de exploitatieovereenkomst met de voetbalvereniging voor 't Woldhuus mocht opzeggen en of die opzegging gepaard moest gaan met een vergoeding voor de voetbalverenging. Het hof oordeelt dat de opzegging mocht en dat noch de stichting, noch de gemeente de voetbalvereniging in verband daarmee een vergoeding hoeft te betalen.
Ten slotte is in geschil of de voetbalvereniging een boete aan de stichting heeft verbeurd omdat zij 't Woldhuus niet tijdig heeft ontruimd. Het hof oordeelt dat de voetbalvereniging inderdaad een boete is verbeurd, maar minder hoog dan de stichting heeft gevorderd.

4.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten
't Woldhuus
4.1 '
't Woldhuus is het dorpshuis van het dorp Kiel-Windeweer, dat ligt ten zuiden van Hoogezand. 't Woldhuus heeft als adres Pieter Venemakade 79a en is gelegen bij het sportveld ter plaatse. Het oudste gedeelte van 't Woldhuus is opgericht in 1973 als kleedruimte en later uitgebreid met een bestuurskamer voor de voetbalvereniging. In 1985/1986 is het pand uitgebreid en bedoeld als dorpshuis voor de hele dorpsbevolking. Een deel van de bestuurskamer werd kantine voor de voetbalvereniging. Het gebouw is tussen 1995 en 1997 verder uitgebreid met onder meer een toneel. De verbouwingen zijn voor een groot deel met (overheids)subsidies bekostigd. Ook heeft de voetbalvereniging zelf daaraan bedragen met zelfwerkzaamheid en een sponsoractie.
Na 1997 zijn er geen aanpassingen meer aan het gebouw geweest.
de voetbalvereniging
4.2
De voetbalvereniging was oorspronkelijk de voetbalvereniging van het dorp. Na een conflict binnen de voetbalvereniging heeft de voetbalvereniging zich na 2008 ontwikkeld tot een vereniging met (nagenoeg) uitsluitend leden die afkomstig zijn uit andere plaatsen dan Kiel-Windeweer; de plaatselijke jeugd voetbalt inmiddels een dorp verderop, in Zuidlaarderveen. De vereniging kent ongeveer 25 leden en speelt in de laagste klasse van het zondagamateurvoetbal. De voetbalverenging hecht wel aan haar locatie, maar heeft na 2008 weinig binding meer met het dorp.
De voetbalvereniging heeft jarenlang 't Woldhuus geëxploiteerd; de kantineomzet was een belangrijk deel van haar inkomsten.
de stichting
4.3
De stichting is opgericht op 2 juli 1997 en heeft als doel de exploitatie van het dorpshuis; de oprichting van de stichting hing samen met de laatste verbouwing van 't Woldhuus en mogelijkheden om daarvoor financiering te verkrijgen.
Tussen de stichting en de voetbalvereniging bestonden aanvankelijk nauwe banden, ook in die zin dat een groot deel van de stichtingsbestuurders uit de voetbalvereniging afkomstig was. Nadat het conflict met de voetbalvereniging was geëscaleerd heeft de stichting vrijwel geen enkele activiteit meer in 't Woldhuus georganiseerd.
de gemeente
4.4
De voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer was eigenaar van de voetbalvelden en 't Woldhuus. Het kadastrale perceel waarop 't Woldhuus staat is aan haar toebedeeld in het kader van Herinrichting Oude Veenkoloniën IV, waarvan de akte van toedeling op
18 maart 2005 is gepasseerd.
De gemeente stelt het voetbalveld en de kleedaccommodaties beschikbaar aan de voetbalvereniging op basis van de gemeentelijke verordening Bepalingen en Voorwaarden voor het gebruik van de gemeentelijke sportaccommodaties.
De gemeente Hoogezand-Sappemeer is op 1 januari 2018 opgegaan in de gemeente Midden-Groningen.
Het conflict
4.5
De relatie tussen voetbalvereniging, stichting en gemeente is eind 2012 in nieuwe contracten formeel vastgelegd.
4.6
Op 7 december 2012 is tussen de gemeente en de stichting een huurcontract ondertekend (onder de van toepassing verklaring van de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW), waarbij 't Woldhuus aan de stichting is verhuurd om te worden gebruikt als sociaal-cultureel centrum tegen een huur van € 1 per jaar.
4.7
Op 21 maart 2013 hebben de vereniging en de stichting een exploitatieovereenkomst getekend op grond waarvan met ingang van 1 april 2013 de voetbalvereniging 't Woldhuus beheert en als gastheer optreedt voor alle gebruikers/verhuurders en bezoekers. De voetbalvereniging diende als tegenprestatie 20% van de (bar)omzet (boven een bepaald niveau) af te dragen aan de stichting, met een minimum van € 250 per jaar.
4.8
Artikel 11 van deze overeenkomst bepaalt dat elke partij de overeenkomst kan opzeggen met een opzegtermijn van één jaar. Bij beëindiging van het contract moet de voetbalvereniging het verpachte ontruimen en haar eigendommen uit het gebouw verwijderen (artikel 11.5). Artikel 11.6 bepaalt dat indien niet is voldaan aan artikel 11.5, een boete wordt betaald van € 250,- per kalenderdag.
4.9
De stichting heeft bij brief van 13 oktober 2014 de exploitatie voorwaardelijk opgezegd tegen 1 november 2015 omdat de voetbalvereniging kort gezegd zich niet als goed gastheer bij activiteiten van de stichting opstelde en 't Woldhuus niet goed schoonmaakte. Bij brief van 21 maart 2015 heeft de stichting deze opzegging onvoorwaardelijk gemaakt omdat er in de tussentijd onvoldoende van verbetering sprake was.
4.1
De voetbalvereniging heeft zich niet bij de opzegging van de overeenkomst neergelegd en heeft zich beroepen op een eigen (eigendoms)recht op 't Woldhuus.
De stichting heeft vervolgens de ontruiming van 't Woldhuus geëist in kort geding. Deze vorderingen zijn afgewezen bij vonnis van 30 maart 2016.
4.11
Nadat de stichting in de bodemprocedure wel succes had met haar vorderingen tot onder meer ontruiming, is 't Woldhuus op 4 augustus 2017 door de gerechtsdeurwaarder ontruimd. Daarbij is ook de gehele inrichting van 't Woldhuus ontruimd (inclusief de gordijnen en de tussenwand, die door de voetbalvereniging zijn opgeslagen in een container naast 't Woldhuus. 't Woldhuus is na de ontruiming niet weer opnieuw ingericht.
De voetbalvereniging maakt daarna nog wel gebruik van de kleedkamers in 't Woldhuus, maar mag (inmiddels) geen gebruik maken van de overige ruimten, waaronder de voormalige bestuurskamer nadat de voetbalvereniging had geweigerd een gebruiksovereenkomst met de stichting te tekenen.
4.12
De gemeente heeft het faillissement van de voetbalvereniging aangevraagd wegens het niet betalen van de veldhuur, met als steunvordering de boeteclaim van de stichting omdat de voetvalvereniging niet tijdig tot ontruiming was overgegaan. Dit faillissement is door de rechtbank Noord-Nederland (locatie Groningen) uitgesproken op 20 december 2017, maar het faillissement is vernietigd bij arrest van dit hof van 31 januari 2018 [1] met veroordeling van de gemeente in alle faillissementskosten.

5.Het geschil en de beslissingen in eerste aanleg

5.1
De stichting heeft in eerste aanleg bij de kantonrechter (in conventie) kort samengevat gevorderd dat de voetbalvereniging wordt veroordeeld tot ontruiming van 't Woldhuus en tot betaling van een boete omdat de voetbalvereniging niet tijdig had ontruimd, tot een bedrag van € 25.000,-.
5.2
In reconventie heeft de voetbalvereniging de vernietiging van de contractsbeëindiging door de stichting gevorderd.
5.3
Hangende deze procedure heeft de voetbalvereniging de gemeente gedagvaard en een verklaring voor recht gevorderd dat zij door verjaring een recht van opstal heeft verkregen op 't Woldhuus, dan wel de gemeente gehouden is haar een opstalrecht te verlenen, dan wel (meer subsidiair) een vergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking, nader op te maken bij staat, aan de voetbalvereniging verschuldigd is.
De voetbalvereniging beoogde dat eerst op deze tweede vordering werd beslist.
5.4
De kantonrechter heeft bij vonnis van 20 juni 2017 de vorderingen van de stichting grotendeels toegewezen. De reconventionele vordering van de voetbalvereniging is afgewezen.
5.5
De procedure tegen de gemeente heeft de kantonrechter bij vonnis van
19 september 2017 naar de handelskamer verwezen. Deze heeft bij eindvonnis van
20 februari 2019 alle vorderingen van de voetbalvereniging afgewezen.

6.De beoordeling van de grieven en de vorderingen in hoger beroep

6.1
De voetbalvereniging vordert in het hoger beroep in
procedure 1dat de vorderingen van de stichting alsnog worden afgewezen en haar eigen vorderingen worden toegewezen, onder veroordeling van de stichting in de kosten. De voetbalvereniging heeft in die procedure elf grieven opgeworpen. Het hof zal naar die grieven verder met Romeinse nummers verwijzen.
In de
procedure 2, tegen de gemeente, vordert de voetbalvereniging dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen, met veroordeling van de stichting (wat het hof leest als de gemeente) in de kosten van de procedure. In die procedure heeft de voetbalvereniging 13 grieven voorgedragen. Het hof zal daarnaar verder verwijzen met Arabische nummers.
6.2
Het hof zal de grieven hierna thematisch bespreken.
6.3
Bij bespreking van
grief I- waarin de voetbalvereniging stelt dat de kantonrechter geen eindvonnis had mogen wijzen zolang niet op de vorderingen van de voetbalvereniging tegen de gemeente was beslist, heeft de voetbalvereniging geen belang nu het hof de vorderingen gevoegd zal behandelen.
6.4
De
grieven II en IVen
1 tot en met 7hebben betrekking op de vaststelling van de feiten door de kantonrechter en de rechtbank. Ook bij beoordeling van deze grieven heeft de voetbalvereniging geen belang aangezien het hof hiervoor de relevante feiten zelfstandig heeft vastgesteld.
Heeft de voetbalvereniging (aanspraak op) een opstalrecht op 't Woldhuus?
6.5
De gemeente heeft zich beroepen op de titelzuiverende werking van, zoals ter comparitie in hoger beroep is aangevuld, artikel 97 lid 2 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën omdat zij bij de akte van toedeling van
18 maart 2005 het perceel met daarop 't Woldhuus in eigendom heeft verkregen. Daarop stuiten alle claims van de vereniging dat zij door verjaring een recht van opstal op 't Woldhuus zou hebben verkregen af, zoals de vereniging ook ter comparitiezitting bij het hof heeft erkend.
Grief 10treft geen doel en hetzelfde geldt voor de daaraan parallelle
grief V.
6.6
De voetbalvereniging heeft subsidiair aangevoerd dat sprake is van een toezegging van de gemeente om haar een opstalrecht te verlenen. De gemeente heeft betwist dat toezeggingen in dergelijk zin aan de vereniging zijn gedaan. Het hof oordeelt dat niet is komen vast te staan dat een dergelijke toezegging is gedaan. Het verslag van een gesprek tussen de voetbalvereniging en de gemeente van 22 maart 1983 waarin van gemeentewege is gezegd dat het de bedoeling is een plan uit te werken, waarin de voetbalvereniging gaat optreden als eigenaar, beheerder en exploitant van de kantine, is daarvoor onvoldoende.
De voetbalvereniging heeft zich verder beroepen op een tweetal brieven van de gemeente van 8 mei 2008 en 8 februari 2010, gericht aan de stichting, waarin de gemeente rept van plannen om 't Woldhuus aan de
stichtingover te dragen. Ook hierin kan geen toezegging aan de
verenigingworden gelezen.
6.7
De vereniging stelt dat de stichting slechts in formele zin een rechtspersoon zou zijn. De vereniging betoogt, al naar gelang het haar uitkomt, dat de stichting gelijkgesteld moet worden aan de vereniging, dan wel aan de gemeente. Het hof gaat daarin niet mee. De stichting is een zelfstandige partij. De vereniging heeft geen recht op vestiging van een opstalrecht op 't Woldhuus. G
rief 12mist doel evenals
grief III, voor zover die op dit punt betrekking heeft
De opzegging van de exploitatieovereenkomst
6.8
De voetbalvereniging vecht verder in grief III de kwalificatie van de overeenkomst aan die tussen de stichting en de gemeente is gesloten. Volgens haar ontbreekt een echte tegenprestatie omdat slechts sprake is van een symbolische huur. Daarom moet volgens de voetbalvereniging die overeenkomst als bruikleenovereenkomst worden aangemerkt. Het hof oordeelt dat de voetbalvereniging geen belang heeft bij deze grief, omdat ook als sprake zou zijn van een bruikleenovereenkomst, dat niet af doet aan de bevoegdheid van de stichting om een exploitatieovereenkomst met de voetbalvereniging te sluiten. De grief slaagt evenmin inhoudelijk. Gemeente en stichting hebben beoogd een huurovereenkomst te sluiten, zoals uit het huurcontract blijkt en zij ook beiden hebben verklaard. Een minimumhuur kent de wet niet. Grief III faalt ook op dit onderdeel. Datzelfde geldt voor
grief 8waarin de vereniging ten onrechte betoogt dat het college van B&W niet bevoegd zou zijn om de huurovereenkomst te sluiten. Die bevoegdheid is gegeven in artikel 160 onder e van de Gemeentewet.
6.9
Vervolgens wil de voetbalvereniging in de toelichting op
grief VIingang doen vinden dat de exploitatieovereenkomst moet worden aangemerkt als een huurovereenkomst voor (middenstands)bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW en dat de kantonrechter ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij artikel 7:230a BW. De stichting stelt zich in hoger beroep (nadat zij aanvankelijk anders had betoogd) op het standpunt dat in het geheel niet van een huurovereenkomst sprake is geweest.
Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft overwogen dat sprake is van een gemengde overeenkomst. Volgens de exploitatieovereenkomst moest de vereniging:
- de ruimten van het gebouw beheren, waaronder ook schoonhouden en klein onderhoud verrichten;
- ruimten in 't Woldhuus verhuren aan derden, voor zover in overeenstemming met de doelstelling van de stichting;
- functioneren als gastheer voor alle gebruikers en bezoekers van 't Woldhuus;
- de horecavoorzieningen exploiteren voor rekening van de vereniging.
Daarnaast omvatte de overeenkomst ook het gebruik van 't Woldhuus voor de normale activiteiten van de voetbalvereniging, maar dit is niet verder in de bepalingen van de overeenkomst uitgewerkt.
De tegenprestatie van de voetbalvereniging bestond uit de afdracht van een bepaald (beperkt) gedeelte van de baromzet. Daarnaast diende de voetbalvereniging nog een vergoeding aan de gemeente te betalen voor de veldhuur en gebruik van de kleedaccommodaties (verder: de veldhuur). De huurovereenkomst tussen de stichting en de gemeente en de exploitatieovereenkomst tussen de voetbalvereniging en de stichting bevatten geen bepalingen over de kleedaccommodaties en de afgrenzing van de veldhuur en het gebruik van 't Woldhuus.
6.1
Het hof oordeelt dat verkoop van drank en (gefrituurde) etenswaren tijdens de niet-voetbal gerelateerde activiteiten in 't Woldhuus van ondergeschikte betekenis was ten opzichte van de beheerstaken en de gastheerfunctie van de voetbalvereniging waar het gaat om de exploitatie van 't Woldhuus. 't Woldhuus is geen horecagelegenheid gericht op het algemene (dorps)publiek, maar is bedoeld voor sociaal-culturele activiteiten, met een daaraan ondergeschikte cateringfunctie. Voortzetting van die catering (door vrijwilligers van de voetbalvereniging) is ook niet goed denkbaar zonder continuering van de beheerstaken. Het hof oordeelt dan ook, onder verwijzing naar de slotzin van artikel 6:215 BW, dat de voetbalvereniging geen recht kan doen gelden op de huurbescherming van de artikelen 7:292 BW en volgende. Voor het gebruik van 't Woldhuus voor eigen verenigingsactiviteiten geldt dat deze activiteiten onder het bereik van artikel 7:230a vallen, zodat de stichting deze huurcomponent mocht opzeggen, althans voor zover de voetbalvereniging geen rechten kan ontlenen aan de veldhuurovereenkomst.
Grief VIfaalt op dit punt. Het hof merkt verder nog op dat de voetbalvereniging de inhoudelijke tekortkoming op het gebied van schoonmaak en beheer zoals die in de opzeggingsbrief van 13 oktober 2014 is vermeld, niet gemotiveerd heeft bestreden.
6.11
De voetbalvereniging stelt in de toelichting op
de grieven VII en VIII en Xdat de stichting het besluit tot opzegging van de exploitatieovereenkomst onbevoegd, want in strijd met haar statuten, heeft genomen omdat het niet is gebaseerd op een unaniem bestuursbesluit. De kantonrechter heeft daarover al overwogen dat, daargelaten of de statutaire regeling wel externe werking heeft, niet is gebleken dat de besluitvorming binnen de stichting op dit punt niet aan haar statuten heeft voldaan. Ook in hoger beroep heeft de voetbalvereniging niets naders gesteld over welke bestuursleden op welk moment tegen zouden hebben gestemd. Reeds daarop stranden deze grieven.
6.12
In de toelichting op grief VII stelt de voetbalvereniging verder nog dat de stichting de exploitatieovereenkomst niet had mogen opzeggen zonder de voetbalvereniging compensatie te betalen voor het verlies van de inkomsten uit de exploitatie van de bar. Ook deze stelling die parallel loopt met de hierna te bespreken vergoedingsclaim van de voetbalvereniging tegen de gemeente, gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking - is tevergeefs ingenomen. Een grondslag waarom de stichting de voetbalvereniging compensatie had moeten bieden, is door de voetbalvereniging niet gesteld. Het ontbreken van compensatie maakt dan ook niet dat de opzegging van de exploitatieovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden geoordeeld. Grief VII faalt.
De slotsom is dat geen van de verweren tegen de opzegging van de exploitatieovereenkomst slaagt.
Heeft de voetbalvereniging een boete verbeurd?
6.13
De stichting stelt dat de voetbalvereniging 't Woldhuus op 29 oktober 2016 diende te ontruimen bij de beëindiging van de exploitatieovereenkomst, dat dit pas is gebeurd op
4 augustus 2017 en dat de voetbalvereniging derhalve 280 contractuele dagboeten van
€ 250,- heeft verbeurd, derhalve neerkomende op € 70.000. Dit bedrag heeft de stichting zelf al gematigd tot € 25.000,-. Voor verdere matiging bestaat volgens haar geen grond. De kantonrechter is haar in dit standpunt gevolgd.
6.14
De voetbalvereniging heeft in
grief IXbetwist dat zij een boete heeft verbeurd en heeft verder subsidiair een beroep op verdergaande matiging gedaan.
Het hof overweegt dat artikel 11.5 en artikel 11.6 van de exploitatieovereenkomst minder helder zijn dan de stichting doet voorkomen. De stichting heeft in hoger beroep immers uitdrukkelijk de stelling betrokken dat de exploitatieovereenkomst uitsluitend een exploitatieovereenkomst is en niet tevens een huurovereenkomst. Dan rijst de vraag of de ontruimingsverplichting en de daarop gestelde boete ook ziet op het gebruik van 't Woldhuus door de voetbalvereniging voor de eigen voetbalactiviteiten. De afbakening is nog lastiger omdat er ook nog de veldhuurovereenkomst is tussen de voetbalvereniging en de gemeente die ook betrekking heeft op de daarbij behorende faciliteiten zoals de kleedkamer die in 't Woldhuus zijn gelegen en waarvoor de stichting huur betaalt aan de gemeente. De huurovereenkomst tussen de stichting en de gemeente heeft enerzijds betrekking op het hele Woldhuus, maar beperkt dat tot het gebruik als sociaal-cultureel centrum. De stichting matigt zich wel een oordeel aan over het gebruik dat de voetbalvereniging van de sportvoorzieningen maakt en beroept zich daarvoor op de gebruiksvoorwaarden van de gemeente [2] . Deze onduidelijkheden, die zich alle in het domein van de stichting en de gemeente bevinden, kan de stichting niet op de voetbalvereniging afwentelen. Het hof betrekt daarbij ook dat de voorzieningenrechter de ontruimingsvordering van de stichting bij vonnis van 30 maart 2016 heeft afgewezen en dat de stichting met haar brief van
27 oktober 2015 zelf verwarring heeft gezaaid over de hoogte van de boete waarop zij aanspraak maakt door daarin te reppen van een bedrag van € 250,- per maand. Verder heeft de voetbalvereniging erop gewezen dat de stichting na de opzegging van de exploitatieovereenkomst vrijwel geen activiteiten meer in 't Woldhuus heeft ontplooid, wat de stichting ook heeft bevestigd.
6.15
Het hof ziet aanleiding om, voor zover er tot het vonnis van de kantonrechter al boeten zijn verbeurd, die te matigen tot nihil, en de boeten over de periode na het vonnis van de kantonrechter van 20 juni 2017, rekening houdende met de daarin aan de voetbalvereniging geboden termijn van vier weken om 't Woldhuus te ontruimen, te matigen tot € 3.500,-. Het hof zal de daarover geen handelsrente toewijzen zoals de stichting heeft gevorderd,
aangezien geen sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW,
maar in plaats daarvan de gewone wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijzen.
Grief IX slaagt grotendeels.
gebruik van 't Woldhuus door de voetbalvereniging na de contractsbeëindiging
6.16
Het hof merkt in dit kader nog op dat na het vonnis van de kantonrechter voor de voetbalvereniging duidelijk was dat zij geen rechten meer had op het gebruik van kantinefaciliteiten in 't Woldhuus en dat zij daarvoor een gebruiksovereenkomst met de stichting moest sluiten (die zich daartoe ook bereid had verklaard). Die kantinefaciliteiten vallen niet onder de veldhuurovereenkomst met de gemeente, zodat de stichting op dit punt terecht voorwaarden mag stellen, zowel over de wijze van gebruik (en opruimen) als van financiële aard Naar ook ter zitting bij het hof is gebleken weigert de voetbalvereniging ook maar enige vergoeding aan de stichting te betalen.
De vordering uit ongerechtvaardigde verrijking tegen de gemeente
6.17
De voetbalvereniging keert zich in
grief 11tegen de afwijzing van haar subsidiaire vordering tot vergoeding van schade uit ongerechtvaardigde verrijking. De voetbalvereniging maakt aanspraak op de gelden die zij direct dan wel indirect (bijdragen van derden waarbij zij de subsidies van andere overheden dan de gemeente aan haarzelf toerekent) aan
't Woldhuus heeft besteed.
6.18
De rechtbank heeft het kader van de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking geschetst en de vordering afgewezen omdat niet is aangetoond dat de voetbalvereniging is verarmd. Het hof deelt dat oordeel van de rechtbank. De bijdragen van derden aan de verbouwingen aan 't Woldhuus betreffen geen gelden die anders aan de voetbalvereniging ter beschikking zouden zijn gesteld en vrij besteedbaar verengingsvermogen hadden opgeleverd. Datzelfde geldt voor de zelfwerkzaamheid door de (toenmalige) leden van de voetbalvereniging. Voor zover de voetbalvereniging wel in de loop der jaren zelf enige geldbedragen in verbouwingen heeft gestopt, geldt dat tussen de verbouwingen en de opzegging van de exploitatieovereenkomst tenminste 18 jaren zijn verstreken, zodat de voetbalvereniging geruime tijd de beschikking heeft gehad over het resultaat van haar investeringen en daarvan heeft kunnen profiteren en deze investeringen ook als afgeschreven kunnen worden beschouwd. Ter zitting van het hof is ook desgevraagd geantwoord dat de vereniging haar investering op haar balans alleen als p.m. post had opgenomen.
Hoewel de gedachtegang van de voetbalvereniging niet geheel onbegrijpelijk is - zij had een ‘eigen’ voetbalkantine, heeft meegewerkt aan de uitbreiding daarvan tot dorpshuis en is nu ook de zeggenschap over de kantine kwijtgeraakt - leidt dat niet tot een aanspraak op schadevergoeding tegen de gemeente. De vordering uit ongerechtvaardigde verrijking is door de rechtbank terecht afgewezen. Grief 11 faalt.
De resterende grieven
6.19
De overige grieven, die onder meer zien op het dictum en de proceskostenveroordeling, hebben geen zelfstandige betekenis en hoeven niet verder te worden besproken.
De slotsom
6.2
De grieven van de voetbalvereniging tegen het vonnis van de kantonrechter in zaak 1 treffen beperkt doel. Het hof zal de veroordeling betreffende contractuele boeten vernietigen en opnieuw rechtdoende de voetbalvereniging veroordelen tot betaling van € 3.500,- te
vermeerderen met de (gewone) wettelijke rente daarover vanaf 4 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling.
Het hof ziet aanleiding om de kosten van het hoger beroep in deze procedure te compenseren omdat beide partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld.
6.21
De grieven van de voetbalvereniging tegen het vonnis van de rechtbank van
20 februari 2019 in zaak 2 treffen geen doel. Het hof zal dat vonnis bekrachtigen en de voetbalvereniging in de kosten van de procedure in hoger beroep veroordelen, aan de zijde van de gemeente neerkomende op het griffierecht en een bedrag aan salaris voor de advocaat te begroten aan de hand van het liquidatietarief (2 punten naar tarief II). Ook de gevorderde nakosten en rente zijn toewijsbaar.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in zaak 1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Groningen van 20 juni 2017, met uitzondering van de veroordeling tot betaling van € 25.000,- aan contractuele boeten die wordt vernietigd, en in zoverre opnieuw rechtdoende
veroordeelt de voetbalvereniging om aan contractuele boeten tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de stichting te betalen de somma van € 3.500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van het hoger beroep betaalt;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
in zaak 2
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van
20 februari 2019;
veroordeelt de voetbalvereniging in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente vastgesteld op € 741,- voor verschotten en op € 1.611,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief; te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de einddatum van de termijn voor voldoening;
veroordeelt de voetbalvereniging in de nakosten, begroot op € 157,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval de voetbalvereniging niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden; een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, B.J.H. Hofstee en W.A. Zondag en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
21 april 2020.

Voetnoten

2.zie MvA onder 44