Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
eerste en derde griefkomt [appellant] daartegen op met het standpunt dat in deze tweede overeenkomst niet is bepaald dat de koopovereenkomst wordt ontbonden (grieven onder 9). Omdat die overeenkomst ook niet is vernietigd, meent hij, zo begrijpt het hof, nakoming van die overeenkomst te kunnen vragen. De ontbinding waar hij zich in de
tweede griefwel op beroept, ziet niet op deze overeenkomst, maar op de tweede overeenkomst. Die grief vat het hof op als subsidiair, namelijk voor het geval dat alleen een beroep op de koopovereenkomst mogelijk is als deze tweede overeenkomst eerst wordt ontbonden. Zoals hierna zal blijken, komt het hof echter niet toe aan de beoordeling van dit subsidiaire standpunt.
(…)U maakte toen opzettelijk dusdanig lawaai dat het paard, waarmee ik aan de hand liep, schrok en steigerde. Ik werd door het paard op de grond gegooid en was tot bloedens toe verwond. U keek toe, draaide zich om, stapte op een fiets en reed weg. Dit is een incident in een reeks van gebeurtenissen en incidenten die hebben plaatsgevonden, nadat ik op 1 augustus 2015 de onroerende zaak van u heb gekocht.
invullingvan de al gemaakte afspraken) en de
aanvullendeafspraak dat [appellant] recht heeft op een verhuisvergoeding van € 5.000,- minus kosten. Die uitleg sluit aan bij de opmerking van de raadsman van [geïntimeerde] ter zitting van 15 november 2018. Hij merkte daar op dat eind november het vertrek per 1 december 2016 (later verplaatst naar 9 december 2016) is afgesproken en betaling van € 3.500,-. Ook [appellant] heeft een standpunt ingenomen dat hiermee in lijn ligt, namelijk waar hij in de grieven verwijst naar de correspondentie, en opmerkt dat op enig moment over de schadevergoeding geen overeenstemming werd bereikt, maar dat de afgesproken renteverhoging niet meer ter discussie stond en hij aanspraak kon blijven maken op de koopovereenkomst (de brieven van 15 november 2016 en
[appellant] heeft op grond van de koopovereenkomst wel recht op een maandelijkse renteverhoging van € 247,-
vierde griefvan [appellant] , die betrekking heeft op de proceskostenveroordeling.