Uitspraak
[appellante],
Bergman,
1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de appeldagvaarding;
- de memorie van grieven (met één productie);
- de memorie van antwoord.
3.3. De feiten
Op 19-01-2015 zag ik bovengenoemde patiënt voor controle op de polikliniek orthopedie wegens schouderklachten links.
3.8 De vijfde operatie heeft plaatsgevonden op 11 februari 2015, waarbij [C] heeft samengewerkt met [D] . Tijdens de operatie is de hemischouderprothese vervangen door een Univers schouderprothese en deze is dieper geplaatst.
Vraag 1. Deel ik de visie van collega dr. [E] in zake de invloed van de diameter van de kop op de functionaliteit van de schouder van mw. [appellante] ?
Op pagina 9 en 11 van het deskundigenbericht staat, onder andere, vermeld:
2-10-2012: Hemischouderprothese links, mogelijk is de component in een wat hoge positie geplaatst ten opzichte van de peroperatieve situatie.
19-01-2015: brief van collega [C] , orthopedisch chirurg Bergman klinieken. Betrokkene is gezien ter poliklinische controle. Er wordt geconstateerd dat de prothese en de humerus niet diep genoeg zit en dat het kopje te groot is.”
Tot slot is het bij niet functioneren van de schouderprothese bij betrokkene gezocht naar een aanleiding daarvoor. Op grond van kleine afwijkingen is gesuggereerd dat dit nog te verbeteren viel en daarop is een laatste operatie uitgevoerd waarbij de prothese wat dieper geplaatst is en de maat van de prothese ook iets kleiner gekozen is.”
In de periode tussen de operatie op 17-03-2014 en de operatie op 11-02-2015 is een expectatief beleid door collega [C] gevolgd zoals dat gebruikelijk is bij een frozen shoulder. Het is ook lastig om in een dergelijke fase middels een operatie dit beeld te beïnvloeden (…) Nadat betrokkene voor een second opinion collega [D] had bezocht is collega [C] daarvan op de hoogte gesteld. Hij heeft ook telefonisch contact gehad met collega [D] en uiteindelijk is besloten om betrokkene samen te opereren. Het is als zeer zorgvuldig aan te merken dat collega [C] het zo georganiseerd heeft dat deze operatie samen met collega [D] uitgevoerd kon worden.
(…)Deze operatie vond plaats op 11-02-2015. Tijdens deze operatie is de bestaande humerale component verwijderd en is een nieuwe component gekozen die gecementeerd is aangebracht. Hierbij was daardoor de mogelijkheid om een kleinere maat prothese te kiezen en deze ook wat dieper te plaatsen. Uit opeenvolgende foto's blijkt ook dat de laatste component wat dieper staat dan de prothesecomponent die op 17-03-2014 is geplaatst.
Het is mijn mening dat collega [C] niet onzorgvuldig heeft gehandeld tijdens de derde operatie op 1-10-2012.
Het is mijn mening dat collega [C] niet onzorgvuldig, tijdens de vierde operatie, op 17-03-2014 heeft gehandeld.
Ik ben van mening dat collega [C] na de operatie op 1-10-2012 niet te lang heeft gewacht met de revisie operatie op 11-2-2015. Bovenstaand heb ik al beschreven dat er in deze periode allereerst geprobeerd is door fysiotherapie en door een expectatief beleid haar
Op pagina 35 vat [E] de resultaten van zijn onderzoek als volgt samen:
“
Naar aanleiding van alle bovenstaande gegevens, en naar aanleiding van de uitgebreide analyse van het verhaal van betrokkene, alle mij aangeleverde dossiers, de uitgebreide analyse van al het röntgenonderzoek en een uitgebreide bestudering van literatuur kom ik tot de conclusie dat ik stel dat er door collega [C] zorgvuldig is gehandeld.”
4.4. De vordering bij en de beslissing van de kantonrechter
11 februari 2015.
5.Het geschil in hoger beroep
“
De kantonrechter oordeelt dat niet is gebleken van onnodig delay tussen de derde en vijfde operatie. Van onzorgvuldig handelen door [C] , en daarmee door Bergman, is op dit punt dan ook geen sprake. In het deskundigenbericht heeft [E] geconcludeerd dat niet te lang is gewacht met het uitvoeren van de vierde (revisie)operatie en de vijfde (conversie)operatie. [appellante] heeft niet gesteld en onderbouwd dat en waarom deze conclusie onjuist zou zijn, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan.”
Ook tegen deze overweging heeft [appellante] geen grief gericht. Zij heeft volstaan met de algemene opmerking in het inleidende gedeelte van de memorie van grieven dat sprake is van een (naar het hof begrijpt: verwijtbaar) delay, maar heeft die opmerking verder niet toegelicht. Indien [appellante] het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een verwijtbaar delay heeft willen aanvechten, heeft zij dat in elk geval onvoldoende onderbouwd. Het hof gaat er dan ook met de kantonrechter van uit dat geen sprake is geweest van een verwijtbaar delay.
grief I, de enige grief, komt [appellante] op tegen het vervolg van rov. 4.8 van het vonnis van de kantonrechter. Dat vervolg luidt als volgt:
“
heeft daarnaast onvoldoende onderbouwd waarom de tussenkomst door [D] leidt tot het oordeel dat [C] onzorgvuldig heeft gehandeld. Volgens Bergman is het gangbaar dat patiënten zich wenden tot een andere arts voor een second opinion in verband met eventuele (nieuwe) behandelmogelijkheden. [appellante] heeft dit in repliek niet weersproken en een weerlegging van het standpunt van Bergman kan ook niet worden afgeleid uit de brief van [D] van 1 februari 2018. [appellante] heeft verder niet weersproken dat het op grond van het deskundigenbericht als zeer zorgvuldig is aan te merken dat [C] heeft geregeld dat hij de vijfde operatie met [D] kon uitvoeren (…) zodat ook van de juistheid van deze conclusie moet worden uitgegaan.”
5.4 Volgens [appellante] zou [C] de vijfde operatie niet hebben verricht wanneer [D] hem niet op dat spoor zou hebben gezet. [C] heeft tot kort voor de vijfde operatie volgehouden dat de vorige operaties waren geslaagd en hij heeft er geen melding van gemaakt dat niet de juiste grootte van de kop is gebruikt en de kop niet juist was gepositioneerd. Hij had haar ervan in kennis moeten stellen dat haar klachten mogelijk daardoor werden veroorzaakt, aldus [appellante] . In de punten 13 en 14 van de memorie van grieven vat [appellante] haar verwijt als volgt samen:
“
Het is derhalve niet zo dat [C] altijd blijk heeft gegeven dat mogelijk een vijfde operatie in het verschiet lag vanwege een te grote kop en te hoge positionering van de prothese, maar dit altijd heeft ontkend en [appellante] (al dan niet terecht) heeft laten wachten vanwege andere complicaties (het is in dit verband irrelevant of dit al dan niet terecht was), in die zin dat [appellante] los van andere complicaties, op de hoogte had moet worden gebracht dat de oorzaak van de pijnklachten ook nog steeds zou kunnen liggen in de eerder uitgevoerde operaties met een te grote kop een te hoge positionering.
Kamerstukken II1993/94, 21561, nr. 21). De aard en omvang van de informatieplicht hangen mede af van de individuele situatie van de patiënt en de aard van de medische behandeling. De arts is onder meer verplicht om de patiënt te informeren over fouten (vgl. ook artikel 10 lid 3 Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg).