In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2011, 2012 en 2013. De belanghebbende, [X] [Z], had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de Inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd. De Inspecteur stelde dat er sprake was van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigde, terwijl de belanghebbende dit ontkende. De zaak draait om de vraag of de Inspecteur gerechtigd was om de navorderingsaanslagen op te leggen, gezien het feit dat de belanghebbende geen eigenwoningschuld had opgenomen in de aangiften voor de jaren 2011 tot en met 2013.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur bij zorgvuldige kennisname van de aangiften niet in redelijkheid kon twijfelen aan de juistheid van de ingediende aangiften. De belanghebbende had de aangiften IB/PVV voor de jaren 2011 tot en met 2013 correct ingediend, en het enkele feit dat er geen eigenwoningschuld was opgenomen, rechtvaardigde niet de conclusie dat er geen recht op aftrek bestond voor de nieuwe eigen woning. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur geen ambtelijk verzuim had begaan en dat de informatie die tijdens het bezoek in het kader van 'heffen op locatie' was verkregen, een nieuw feit vormde dat navordering rechtvaardigde.
De uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd bevestigd, en het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. Het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.