Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
- de woning aan de vrouw wordt toegedeeld tegen een waarde van € 223.750 onder de verplichting de hypothecaire geldlening over te nemen en aan de man een bedrag van € 41.125 te betalen (het aandeel van de man in de overwaarde van de woning);
- de caravan aan de vrouw wordt toegedeeld en dat de vrouw aan de man € 1.000 moet betalen (aandeel van de man in de overwaarde van de caravan).
- € 26.036; dat is de hypotheekrente van 1 april 2010 tot 1 december 2017.
- € 715,98 aan wettelijke rente over de achterstallige hypotheekrente;
- € 484,06; dat is de helft van de premie opstalverzekering van 1 april 2014 tot 1 december 2017;
- € 2.168; dat is de helft van de hypotheekrenteteruggaaf van 1 april 2013 tot 1 december 2017;
- de helft van de teruggaaf hypotheekrente vanaf 1 december 2017 tot het moment dat de woning aan de vrouw is geleverd;
- € 529,50; dat is de helft van de WOZ-aanslagen 2014-2017;
- de helft van de WOZ-aanslagen vanaf 1 januari 2018 tot het moment dat de woning is geleverd aan de vrouw.
Is het convenant een vaststellingsovereenkomst
'tussen hen rechtens geldt'te beëindigen of te voorkomen. Nu hebben de man en de vrouw in het convenant wel afspraken gemaakt over de verdeling van de woning en de hypothecaire geldlening , maar uit niets blijkt dat zij die afspraken hebben gemaakt met de bedoeling om een onzekerheid of geschil te beëindigen of te voorkomen. De vrouw legt ook niet uit welke onzekerheid of welk geschil zij met de afspraken over de woning en de hypothecaire geldlening wilden beëindigen of voorkomen. Zij zegt wel dat het de bedoeling van het convenant is om einde te maken aan alle conflicten tussen partijen, ook voor de toekomst. Het hof vindt dat te vaag om te kunnen spreken van een vaststellingsovereenkomst. De afspraken over de woning en de hypothecaire geldlening komen neer op verdeling van de opbrengst van de woning na verkoop. De afspraken over de hypothecaire geldlening zijn een bevestiging van de wettelijke regel dat de man en de vrouw deze lening en de rente daarover samen moeten dragen. Zij zijn ook een bevestiging van de wettelijke regel dat degene die de rente betaalt de helft daarvan van de ander terugkrijgt. De vrouw zegt niet dat de man en zij onzeker waren over de toepasselijkheid van deze wettelijke regels of dat zij daarover een geschil hadden. Het hof is het met de man eens: de afspraken in het convenant zijn geen vaststellingsovereenkomst.
Voor welke situatie zijn de afspraken over de woning gemaakt?
Is het onaanvaardbaar dat de man de helft van de gezamenlijke lasten betaalt?
Moet het hof de overeenkomst in het convenant wijzigen of ontbinden?
Moet de vrouw de man een vergoeding voor het gebruik betalen en zo ja hoe groot is die vergoeding en vanaf wanneer?
Daarbij dienen de redelijkheid en de billijkheid die de rechtsbetrekkingen tussen deelgenoten beheersen tot maatstaf(Parlementaire geschiedenis Boek 3, pagina 587).
Voorwaarden aan de toedeling van de woning aan de vrouw
Benadeling voor meer dan een kwart
3.De beslissing
en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 april 2020.