Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
A;
met F.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie en de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. Het huwelijk van partijen is op 16 juli 2019 ontbonden, en de man heeft in hoger beroep de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, die hem verplichtte een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te betalen van € 600,- per maand. De man betoogt dat er geen grondslag is voor deze alimentatie, omdat er volgens hem geen lotsverbondenheid meer bestaat na de korte duur van het huwelijk en het ontbreken van kinderen. Het hof oordeelt echter dat de lotsverbondenheid, die ontstaat door het huwelijk, ook na de scheiding van toepassing blijft als grondslag voor de alimentatieverplichting. De vrouw heeft behoefte aan deze alimentatie, en het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank.
Daarnaast is er een geschil over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, met name over de waarde van een auto die aan de man is toegedeeld. De rechtbank had eerder bepaald dat de auto aan de man wordt toegedeeld onder verrekening van de helft van de waarde met de vrouw. De taxatie van de auto is door een gezamenlijke taxateur uitgevoerd, en het hof oordeelt dat de vrouw gebonden is aan deze taxatie. De man heeft ook verzocht om limitering van de alimentatie, maar het hof oordeelt dat hij niet voldoende feiten heeft aangevoerd om deze limitering te rechtvaardigen. Uiteindelijk bevestigt het hof de beslissing van de rechtbank over de partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap, met enkele aanpassingen in de waardevaststelling van de auto.