Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.C. Putters, verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van de beschikking van 12 december 2019, waarin de zorg- en opvoedingstaken voor hun kind, geboren in 2016, waren verdeeld. De rechtbank had bepaald dat de ouders gezamenlijk met het gezag over hun kind belast waren en dat er onbegeleide omgang bij de vader zou plaatsvinden, te beginnen op 1 juni 2020. De moeder voerde aan dat de coronamaatregelen de uitvoering van deze regeling bemoeilijkten en dat er een traject voor ouderschapsbemiddeling was gestart, wat de noodzaak voor schorsing rechtvaardigde.
Het hof overwoog dat de verzoeker belang moet hebben bij de schorsing en dat de belangen van partijen moeten worden afgewogen. Het hof concludeerde dat het belang van de vader bij het contact met het kind zwaarder woog dan het belang van de moeder bij schorsing. De omstandigheden die de moeder aanvoerde, waren eerder door de rechtbank gewogen en het hof vond geen aanleiding om de eerdere beslissing te schorsen, ondanks de coronacrisis. Het verzoek tot schorsing werd dan ook afgewezen.