In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014, uit de inmiddels verbroken relatie van de ouders. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt de verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen, terwijl de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland (GI), verzoekt de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 januari 2021.
De moeder is in persoon verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 25 mei 2020, bijgestaan door haar advocaat. De GI heeft aangevoerd dat de moeizame communicatie tussen de ouders en het verleden van de moeder, waarbij zij haar kind onverwacht en voor langere tijd in de steek heeft gelaten, een ernstige bedreiging vormt voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof heeft echter geoordeeld dat de GI onvoldoende heeft geconcretiseerd dat het ontbreken van een omgangsregeling met de moeder zodanige problemen oplevert dat dit een ernstige bedreiging vormt voor de ontwikkeling van de minderjarige.
Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel er sprake is van een zorgelijke situatie, dit niet voldoende is om te concluderen dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging is. De GI heeft niet aangetoond dat de conflicten tussen de ouders bij de omgangsregeling zodanig belastend zijn dat deze een ernstige bedreiging voor de minderjarige vormen. Het hof heeft daarom de beschikking van de kinderrechter vernietigd en het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.