In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg bij de rechtbank Midden-Nederland verzocht om kwijtschelding van de achterstand in de door hem te betalen kinderalimentatie aan de vrouw, belanghebbende in hoger beroep. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarna de man in hoger beroep ging. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank van 29 november 2019 en constateert dat de man in hoger beroep ook grieven heeft ingediend tegen de beschikking van de rechtbank over de bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van hun dochter, die inmiddels jongmeerderjarig is geworden.
De procedure in hoger beroep vond plaats zonder mondelinge behandeling, in verband met de coronamaatregelen. De man heeft ervoor gekozen om de zaak schriftelijk af te doen, terwijl de vrouw niet op de uitnodiging van het hof heeft gereageerd. Het hof heeft vastgesteld dat de man op 10 juli 1997 met de vrouw is gehuwd, maar dat het huwelijk op 2 mei 2005 is ontbonden. Uit dit huwelijk is hun dochter geboren, die op 1 januari 2017 meerderjarig is geworden. De man heeft in hoger beroep verzocht om de kinderalimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen, maar het hof heeft geoordeeld dat de man geen nieuwe argumenten heeft aangedragen voor een wijziging met terugwerkende kracht.
Het hof heeft uiteindelijk besloten dat de man met hetgeen hij heeft betaald aan kinderalimentatie, heeft voldaan aan zijn verplichtingen jegens de vrouw voor de periode tot de meerderjarigheid van hun dochter. De bestreden beschikking van de rechtbank is vernietigd en de man is in zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie gedeeltelijk in het gelijk gesteld. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, aangezien het om een familiekwestie gaat.