In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een mentorschap. De verzoekster, Stichting ZZG zorggroep, had verzocht om schorsing van de werking van een eerdere beschikking van de kantonrechter, waarin een mentor was benoemd voor mevrouw [A]. De mentor had verweer gevoerd tegen dit verzoek en stelde dat ZZG zorggroep geen belanghebbende was in deze zaak. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg besproken en verwezen naar de beschikking van de kantonrechter van 29 oktober 2019, waarin de mentor was benoemd en een mentorschap was ingesteld voor mevrouw [A].
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juni 2020 waren de betrokken partijen aanwezig, waaronder de vertegenwoordiger van ZZG zorggroep, de mentor en haar advocaat, en de zoon van mevrouw [A]. Het hof heeft vastgesteld dat ZZG zorggroep niet voldoet aan de criteria voor belanghebbende zoals vastgelegd in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof oordeelde dat ZZG zorggroep geen rechtstreeks belang had bij de benoeming van de mentor, aangezien de zorgplicht van de instelling niet voldoende was om als belanghebbende te worden aangemerkt.
Daarom heeft het hof ZZG zorggroep niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot schorsing van de beschikking. Tevens is ZZG zorggroep veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.148,- voor salaris advocaat. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.