ECLI:NL:GHARL:2020:5475

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
200.278.758
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de pachtkamer en verwijzing naar de kamer voor burgerlijke zaken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig is gemaakt, gaat het om een hoger beroep in kort geding. De appellanten, [appellant1] en [appellant2] Holding B.V., hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, gewezen op 20 april 2020. De appellanten hebben de geïntimeerden, [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2], gedagvaard om te verschijnen voor de pachtkamer van het hof. Tijdens de procedure is echter gebleken dat de zaak niet onder de bevoegdheid van de pachtkamer valt, maar onder de gewone kamer voor burgerlijke zaken. Dit is vastgesteld op basis van het bevoegdheidsoordeel van de eerste rechter, waar de rechter in hoger beroep aan gebonden is.

Op grond van artikel 1019k van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering heeft de pachtkamer van het hof zich daarom onbevoegd verklaard. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de kamer voor burgerlijke zaken van het hof, locatie Leeuwarden. De procedure zal daar verder worden behandeld, met registratie op de roldatum van 21 juli 2020. Beide partijen worden als verschenen beschouwd in de nieuwe procedure.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters Th.C.M. Willemse, H.L. Wattel, S.B. Boorsma, en deskundige leden H.J. Vinke en J.H. Jurrius, en is openbaar uitgesproken op 14 juli 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.278.758
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 129952)
arrest in kort geding van de pachtkamer van 14 juli 2020
in de zaak van

1.[appellant1] ,wonende te [A] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellant2] Holding B.V.,
gevestigd te [A] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
advocaat: mr. M.J.G. Peters,
tegen:

1.[geïntimeerde1] ,

2.
[geïntimeerde2],
beiden wonende te [B] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
advocaat: mr. N.E. Koelemaij.
Appellanten zullen hierna gezamenlijk [appellanten] c.s. worden genoemd. Geïntimeerden zullen hierna gezamenlijk [geïntimeerden] c.s. worden genoemd.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van 20 april 2020 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 15 mei 2020 (met grieven en producties),
- de memorie van eis (met productie),
- de reactie van [geïntimeerden] c.s. in het H2-formulier,
- de akte uitlaten van [appellanten] c.s.,
- de reactie van [geïntimeerden] c.s. in het H16-formulier.
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellanten] c.s. is in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding van 20 april 2020 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland. [appellanten] c.s. heeft [geïntimeerden] c.s. gedagvaard te verschijnen voor de voorzieningenrechter van de pachtkamer van dit hof, locatie Arnhem. [geïntimeerden] c.s. is daar verschenen.
3.2
De zaak behoort echter niet tot de bevoegdheid van de pachtkamer van het hof, maar tot de bevoegdheid van de gewone kamer voor burgerlijke zaken. De voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft zich namelijk (impliciet) bevoegd geoordeeld en de rechter die in hoger beroep over de zaak oordeelt, is gebonden aan het bevoegdheidsoordeel van de eerste rechter. [1]
3.3
Op grond van artikel 1019k van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering zal de pachtkamer van het hof zich daarom onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de kamer voor burgerlijke zaken van het hof.

4.De beslissing

De pachtkamer van het hof, recht doende in kort geding in hoger beroep:
verklaart zich onbevoegd;
verwijst de zaak naar de kamer voor burgerlijke zaken van dit hof, locatie Leeuwarden, in de stand waarin deze zaak zich bevindt, en bepaalt dat de procedure daar zal worden geregistreerd op de roldatum 21 juli 2020 en verder zal lopen onder een door de griffier van dit hof van de locatie Leeuwarden nog nader aan partijen kenbaar te maken zaaknummer, waarbij zal gelden dat beide partijen als verschenen worden beschouwd.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, H.L. Wattel en S.B. Boorsma en de
deskundige leden mr. ing. H.J. Vinke en ir. J.H. Jurrius en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2020.

Voetnoten

1.Vergelijk: HR 31 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0473.