In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en kinderalimentatie tussen de man en de vrouw, ouders van twee minderjarige kinderen. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 8 oktober 2019, waarin de zorgregeling en de hoogte van de kinderalimentatie waren vastgesteld. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de wijziging van de kinderalimentatie.
De procedure in eerste aanleg is gestart met een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de zorgregeling en kinderalimentatie zijn vastgesteld. De man heeft in hoger beroep verzocht om een wijziging van de zorgregeling, waarbij hij een dwangsom heeft gevraagd voor het geval de vrouw de regeling niet nakomt. De vrouw heeft verweer gevoerd en is ook in incidenteel hoger beroep gekomen, waarbij zij een hogere kinderalimentatie heeft verzocht.
Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw niet in staat zijn om zelfstandig afspraken te maken over de zorgregeling, wat heeft geleid tot de noodzaak van een duidelijke regeling. Het hof heeft de zorgregeling gewijzigd, waarbij de kinderen om de week bij de man verblijven en de vakanties zijn verdeeld. Daarnaast is de kinderalimentatie vastgesteld op € 216,- per kind per maand, met een toekomstige verhoging. De uitspraak is gedaan in het belang van de kinderen, waarbij de communicatie tussen de ouders moet verbeteren. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.