Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
, en het verzoek tot instelling van mentorschap afgewezen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de bewindvoerder en het instellen van mentorschap voor betrokkene, die lijdt aan dementie. Verzoekster, de dochter van betrokkene, had in hoger beroep grieven ingediend tegen de benoeming van een professioneel bewindvoerder en de afwijzing van haar verzoek tot instelling van mentorschap. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in eerste aanleg terecht een professioneel bewindvoerder heeft benoemd, gezien de verslechterde familieverhoudingen en de noodzaak om verdere conflicten te voorkomen. De huidige bewindvoerder behartigt de financiële belangen van betrokkene goed en er zijn geen problemen met de uitvoering van het bewind.
Wat betreft het verzoek om mentorschap heeft het hof geoordeeld dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat mentorschap noodzakelijk is. Betrokkene ontvangt adequate zorg en heeft zelf aangegeven geen mentorschap te willen. Het hof concludeert dat de situatie van betrokkene momenteel niet zodanig is dat mentorschap vereist is, en dat verzoekster in de toekomst opnieuw kan verzoeken om mentorschap indien de situatie verslechtert.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee de benoeming van de bewindvoerder en de afwijzing van het mentorschapsverzoek zijn bevestigd.