ECLI:NL:GHARL:2020:6456

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
200.271.615
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging bewindvoerder en instellen mentorschap in verband met familieconflict

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de bewindvoerder en het instellen van mentorschap voor betrokkene, die lijdt aan dementie. Verzoekster, de dochter van betrokkene, had in hoger beroep grieven ingediend tegen de benoeming van een professioneel bewindvoerder en de afwijzing van haar verzoek tot instelling van mentorschap. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in eerste aanleg terecht een professioneel bewindvoerder heeft benoemd, gezien de verslechterde familieverhoudingen en de noodzaak om verdere conflicten te voorkomen. De huidige bewindvoerder behartigt de financiële belangen van betrokkene goed en er zijn geen problemen met de uitvoering van het bewind.

Wat betreft het verzoek om mentorschap heeft het hof geoordeeld dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat mentorschap noodzakelijk is. Betrokkene ontvangt adequate zorg en heeft zelf aangegeven geen mentorschap te willen. Het hof concludeert dat de situatie van betrokkene momenteel niet zodanig is dat mentorschap vereist is, en dat verzoekster in de toekomst opnieuw kan verzoeken om mentorschap indien de situatie verslechtert.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee de benoeming van de bewindvoerder en de afwijzing van het mentorschapsverzoek zijn bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.271.615
(zaaknummers rechtbank Midden Nederland 8066088 en 8066089)
beschikking van 18 augustus 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. G.J. Mulder te Amsterdam.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder te noemen: betrokkene,
niet verschenen,
en
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder te noemen: [belanghebbende]
en
[bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Amersfoort) van 7 november 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 december 2019.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 juni 2020 plaatsgevonden. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Ook zijn [belanghebbende] en de bewindvoerder verschenen.
2.3
Op 10 augustus 2020 is betrokkene in aanwezigheid van de betrokken casemanager van Livorum, [casemanager] , door mr. R.A. Eskes, als raadsheer-commissaris, in het bijzijn van mr. M. Ligtenberg-Vastenholt, als griffier, gehoord in haar woning te [woonplaats 2] .

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1934. Verzoekster en [belanghebbende] zijn de dochters van betrokkene.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 20 augustus 2019, hebben verzoekers verzocht een bewind in te stellen over de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene, alsmede tot instelling van mentorschap ten behoeve van betrokkene.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand en tot bewindvoerder benoemd [bewindvoerder]
, en het verzoek tot instelling van mentorschap afgewezen.
4.2
Verzoekster is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven leggen aan het hof de benoeming van de bewindvoerder voor en de afwijzing van het verzoek tot instellen mentorschap. Verzoekster verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
- primair [verzoekster] te benoemen tot bewindvoerder;
- subsidiair een (tweede professioneel) bewindvoerder te benoemen die het hof juist acht, anders dan [bewindvoerder] ;
- [verzoekster] te benoemen tot mentor van betrokkene.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
5.2
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
5.3
Het hof stelt voorop dat de grieven van verzoekster over het bewind niet zijn gericht tegen de instelling van het bewind over de (toekomstige) goederen van betrokkene, maar tegen de benoeming van een derde, te weten [bewindvoerder] , als bewindvoerder.
Verzoekster, [belanghebbende] en betrokkene zelf zijn het erover eens dat aan de voorwaarden voor het instellen van een bewind is voldaan. Het hof onderschrijft dit.
Anders dan verzoekster is het hof van oordeel dat de kantonrechter terecht een professioneel bewindvoerder heeft benoemd. Vaststaat dat betrokkene lijdt aan dementie en dat zij als gevolg daarvan geheugenproblemen heeft. De familieverhoudingen zijn ernstig verslechterd door een hoogoplopend conflict over een financiële kwestie omtrent de nalatenschap na het overlijden van de echtgenoot van betrokkene.
In het testament waren de kleinkinderen mede tot erfgenaam benoemd. Vanwege de slechte verstandhouding tussen [belanghebbende] en haar dochter [dochter] is hierover binnen de familie onenigheid ontstaan.
Naar het oordeel van het hof voorkomt de benoeming van een neutraal persoon verdere conflicten tussen de familieleden, doordat de verantwoordelijkheid voor de financiën van betrokkene niet meer bij de familie ligt. Verder zorgt dit voor rust voor betrokkene én de familie.
Ter mondelinge behandeling is gebleken dat de huidige bewindvoerder de financiële belangen van betrokkene prima behartigt en dat hij een goed contact heeft met verzoekster en [belanghebbende] . Verzoekster heeft desgevraagd meegedeeld dat zij op zichzelf geen bezwaren heeft tegen de bewindvoerder als persoon. Ook uit het gesprek met betrokkene volgt niet dat er thans problemen zijn bij de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bewind. De grief van verzoekster over het bewind faalt.
5.4
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat de situatie van betrokkene thans zodanig is dat mentorschap noodzakelijk is. Verzoekster heeft ter onderbouwing van de noodzaak van een mentorschap verwezen naar de door haar overgelegde geneeskundige verklaringen. Die verklaringen zijn echter vooral toegespitst op de financiële aangelegenheden. Hieruit komt duidelijk een dementieel beeld naar voren, maar aanzienlijk minder duidelijk is wat het effect daarvan is op het dagelijks functioneren van betrokkene op niet-financieel gebied, zoals met name haar verzorging. Uit het verhoor van betrokkene op 10 augustus 2020 is gebleken dat de verzorging van betrokkene zonder problemen verloopt. Betrokkene ontvangt viermaal per dag een verpleegkundige om insuline toe te dienen. Zij staat dit toe. Zij heeft huishoudelijke hulp (al weet betrokkene niet wanneer die feitelijk komt) en een deel van de week eten van Tafeltje Dekje. Het huis ziet er, voor zover het hof dit kan beoordelen, voldoende verzorgd uit. Betrokkene gebruikt een mobiele telefoon als agenda en kan hier ook volgens de casemanager goed mee overweg. Betrokkene accepteert de hulp die zij ontvangt en werkt goed mee. Betrokkene heeft uitdrukkelijk en consistent verklaard dat zij geen mentorschap wil. Zij wil zelf kunnen bepalen en de regie houden.
5.5
Gelet op het voorgaande heeft verzoekster de noodzaak van het instellen van een mentorschap onvoldoende onderbouwd. Het hof acht de zorgen van de familie om betrokkene begrijpelijk en het verzoek in zoverre invoelbaar, maar beoordeelt de situatie van betrokkene thans als “te goed” voor de zeer ingrijpende maatregel van mentorschap. Ook is niet gebleken dat als de situatie van betrokkene verslechtert, betrokkene niet zal meewerken (of in staat zal zijn mee te werken) aan intensivering van de noodzakelijke zorg.
Het hof realiseert zich dat dit oordeel een momentopname is en dat dementie een progressieve ziekte is, waardoor de situatie op korte termijn slechter kan worden. Indien er iets in de situatie van betrokkene verandert en betrokkene niet of onvoldoende meewerkt, kan verzoekster wederom een mentorschap verzoeken.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Amersfoort) van 7 november 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, R. Krijger en R.A. Eskes, bijgestaan door mr. M. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, en is op 18 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.