Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling van het hoger beroep
Afgeronde opleiding mbo schoonheidsspecialist”. Na een sollicitatiegesprek is tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden tot stand gekomen, ingaande 1 oktober 2019, waarbij [appellante] in dienst trad als schoonheidsspecialist tegen een bruto maandsalaris van € 1.525,34. Tulip heeft in een e-mailbericht van 30 september 2020 geschreven dat zij, als [appellante] niet binnen een week een kopie van haar originele diploma zou sturen, afscheid van [appellante] moest nemen. Daarin is uitgelegd dat Tulip een geregistreerde kliniek is en geen personeel zonder diploma mag aannemen, omdat zij daarvoor een boete kan krijgen. [appellante] heeft zich op 8 oktober 2019 ziek gemeld. Nadat daarover nog (mail)contact tussen partijen is geweest, heeft de door Tulip ingeschakelde advocaat [appellante] per e-mail van 20.33 uur op 15 oktober 2019 bericht dat [appellante] , zoals haar eerder was bericht, tot 16 oktober 2019 9.00 uur de gelegenheid kreeg om haar diploma over te leggen en dat zij anders op staande voet zou worden ontslagen. Bij e-mailbericht van 16 oktober 2019 om 9.10 uur heeft deze advocaat [appellante] namens Tulip op staande voet ontslagen. De eerste zinnen van die e-mail luiden: “U hebt uw diploma niet overlegd binnen de gestelde termijn. Hierdoor is het onmogelijk voor u om werkzaam te zijn bij Tulip. Tulip zal dan overgaan tot ontslag op staande voet.” [appellante] heeft diezelfde dag om 15.50 een “
Attest”, afgegeven door het onderwijsinstituut cvo MIRAS te Kortrijk (hierna: het attest), toegestuurd aan de advocaat van Tulip.
(Totale opleiding 1160 LT)”. Uit het attest valt dus niet meer af te leiden dan dat [appellante] enkele vakken (ter waarde van 420 studiepunten in plaats van de voor het diploma vereiste 1160) heeft behaald. Dit betekent dat [appellante] door toezending van het attest op 16 oktober 2019 in de middag niet heeft voldaan aan het verzoek om toezending van haar diploma. [appellante] heeft dus niet voorafgaand aan het ontslag op staande voet, maar ook niet daarna (ook in deze procedure heeft [appellante] geen andere stukken ingebracht dan het attest) voldaan aan het redelijke verzoek van Tulip om haar diploma over te leggen. Mede gezien het, naar tussen partijen vaststaat, grote belang dat Tulip heeft om slechts met gediplomeerde schoonheidsspecialisten te werken, levert deze handelwijze een dringende reden op, die maakt dat van Tulip in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.