Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
door de werknemerverschuldigde inkomstenbelasting (artikel 9.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001). Om dubbele belasting te voorkomen heeft de werknemer op grond van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting onder bepaalde voorwaarden vrijstelling voor in het buitenland verdiend inkomen. De werknemer kan (als belastingplichtige), als er aan die verdragen neergelegde voorwaarden is voldaan, bij zijn aanslag inkomstenbelasting een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting krijgen. In de Uitzendvoorwaarden die bij DHV golden is geregeld dat de werknemer zelf verantwoordelijk is voor het aanvragen van deze vermindering bij de aangifte IB. De vermindering ter voorkoming van dubbele belasting komt dus ten goede aan de werknemer en de werknemer betaalt de belasting die in het buitenland is verschuldigd over het daar verdiende inkomen. De in de STAP neergelegde regeling van tax equalisation houdt in dat niet de werknemer maar de werkgever, indien is voldaan aan de vereisten voor de vrijstelling op grond van bepalingen ter voorkoming van dubbele belasting, de teveel ingehouden en afgedragen loonbelasting door middel van een correctie terugvordert bij de Belastingdienst. Het teruggevorderde bedrag wordt door HaskoningDHV aangewend om de (eventueel) door de werknemer in het buitenland over het daar verdiende inkomen verschuldigde belasting, te voldoen. Verder bevat de tax equalisation een regeling in verband met progressienadeel. Dit leidt ertoe dat de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ten goede komt aan de werkgever en dat de in het buitenland verschuldigde belasting ten laste komt van de werkgever.
tenzijdaarover een andersluidende afspraak wordt gemaakt (bijvoorbeeld door tax equalisation overeen te komen).
Eigenlijk heb ik tegen de hele regeling bezwaar omdat ik de regeling als onevenwichtig, matig doordacht en geen passend antwoord op “het van strategische waarde zijn dat medewerkers internationaal mobiel zijn” beoordeel.(…)
Mijn principiële bezwaar richt zich dan ook op de zogenaamde ‘Tax Equalisation’ (ondanks dat ik daar nu niet beter of slechter van word) (…)”. Het is duidelijk dat de STAP een samenhangend pakket van (na de fusie geharmoniseerde) voorwaarden biedt die gelden voor werknemers bij een korte uitzending. [geïntimeerde] kan redelijkerwijs van HaskoningDHV niet enerzijds nakoming van de voor hem ten opzichte van de Uitzendvoorwaarden gunstigere voorwaarden uit de STAP vragen en anderzijds de (in zijn visie voor hem ongunstigere) regeling van tax equalisation van de hand wijzen. Dit betekent dat zijn standpunt dat hij de laatstbedoelde regeling niet aanvaardt meebrengt dat hij ook geen aanspraak kan maken op de andere regelingen van de STAP.