Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de omgangsregeling en het gezag over de kinderen van de vader en moeder. De vader, vertegenwoordigd door mr. R. Kaya, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. B.A.M. Oude Breuil, zijn betrokken in een conflict over de zorg voor hun kinderen na hun scheiding in 2016. Het hof heeft eerder op 16 januari 2020 een tussenbeschikking gegeven waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder werd bepaald, en heeft de raad verzocht om onderzoek te doen naar het gezag en de zorgregeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2020 heeft de advocaat van de vader het verzoek om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen ingetrokken. Het hof heeft de vader daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek in het principaal hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat de vader onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor de zorg en het welzijn van de kinderen. De moeder is belast met het gezag over de kinderen, terwijl de vader omgang met de kinderen wordt ontzegd vanwege zijn ontoelaatbaar seksueel overschrijdend gedrag en de negatieve invloed die hij op de kinderen heeft.
De beslissing van het hof is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de mogelijkheid voor toekomstig contact tussen de kinderen en de vader open blijft, mits de vader zijn gedrag en emoties ten opzichte van de moeder onder controle krijgt. Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.