Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
188 m2[getypt en doorgehaald, hof ]
198 m2[met de hand toegevoegd, hof]
88 m2[getypt en doorgehaald, hof ]
113 m2[met de hand toegevoegd, hof]
253 m2[getypt en doorgehaald, hof ]
267 m2[met de hand toegevoegd, hof]
32 m2[getypt en doorgehaald, hof ]
57 m2[met de hand toegevoegd, hof]
270 m2[getypt en doorgehaald, hof ]
260 m2[met de hand toegevoegd, hof]
7 m2[getypt en doorgehaald, hof ]
43 m2[met de hand toegevoegd, hof]
274 m2[getypt en doorgehaald, hof ]
303 m2[met de hand toegevoegd, hof]
165 m2[getypt en doorgehaald, hof ]
198 m2[met de hand toegevoegd, hof]
– kort gezegd – de tekortkomingen voor rekening van Fortis zullen worden hersteld.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
het kantoorgebouw (volgens opgave van verhuurder groot circa 1.439m2 verhuurbare vloeroppervlakte)”. Door Planon is in 2011 – in opdracht van Blixem – vastgesteld dat (gemeten conform NEN 2580) het verhuurbare vloeroppervlakte 1.265 m2 bedraagt. Volgens Blixem schiet [geïntimeerde] derhalve toerekenbaar tekort in het verschaffen van het huurgenot van 1.439 m2.
volgens opgave van verhuurder”. Uit het rapport van Planon (waarvan de juistheid niet wordt betwist) blijkt dat het pand een bruto vloeroppervlakte heeft van 1.517 m2 en een verhuurbare vloeroppervlakte van 1.265 m2.
het gehuurde op basis van een NEN 2580-meting op te meten om discussies in de toekomst te vermijden”. Blixem wist dat geen sprake was van een NEN 2580 meting van de verhuurbare vloeroppervlakte, maar heeft dit advies niet opgevolgd. Kortom: Blixem had een volledige indruk van de omvang van het pand en Blixem wist dat geen sprake was van een NEN 2580 meting van de verhuurbare vloeroppervlakte.
een ferme klap met een hamer tegen de koppeling waarmee de kraan aan de radiator vastzit” volstaat of dat eventuele schade mogelijk later is ontstaan, onvoldoende verweer tegen de vordering. Het hof zal van het gevorderde bedrag € 644,24 toewijzen, nu niet voldoende gemotiveerd betwist is dat dit de werkelijke reparatiekosten (exclusief btw: zie hierna r.o. 5.24) zijn.
nagenoeg alle camera's, connectoren en sensoren die op het systeem waren aangesloten, zijn verwijderd doordat ze zijn afgeknipt”. Die stelling is onderbouwd met de e-mail van [E] van 16 juni 2010,waarin staat: “
alle camera's alsmede verklikkers/melders in de deuren zijn door de voormalige huurder verwijderd.” Ook bood Fortis een vergoeding aan van € 4.500,00 voor “
Herstel/aanpassing alarminstallatie”. Het hof neemt daarom als onvoldoende weersproken aan dat camera’s en (andere) sensoren deel uitmaken van de alarminstallatie en dat er sprake was van een gebrek. Daar staat tegenover dat, zoals [geïntimeerde] terecht aanvoert, er sprake was van een inpandige verbouwing, waarbij de functie en de indeling van het gehuurde ingrijpend is gewijzigd, zodat Blixem niet mocht verwachten dat de alarminstallatie zonder noemenswaardige kosten in gebruik zou kunnen worden genomen. Het hof gaat er daarom vanuit dat een gedeelte van de kosten niet het gevolg zijn van een gebrek bij oplevering, maar aanpassing na de verbouwing. Voor dat gedeelte van de kosten is [geïntimeerde] niet aansprakelijk. Het hof schat, nu partijen op dit punt verder geen standpunt hebben ingenomen, de schade op € 6.000,00 (exclusief btw).
Luxaflex: € 17.024,14
Verschillende raamlamellen en jaloezien zijn defect”. Dat het hier gaat om meer dan de gewone slijtage van oude raambekleding is niet voldoende onderbouwd. Ook is niet inzichtelijk gemaakt waarom dat zou rechtvaardigen dat (kennelijk) volledige kosten voor vervanging van alle lamellen door Luxaflex voor rekening van [geïntimeerde] als verhuurder zouden moeten worden gebracht. Deze vorderingen zullen worden afgewezen.
Luchtbehandelingskast: € 2.266,95
het gehuurde te verbouwen cq aan te passen”en dat [geïntimeerde] een “
investeringsbijdrage” van 50% maar maximaal € 118.000,00 zou doen. De door [geïntimeerde] betwiste posten zien (onder meer) op de kosten van het ontwerp van de architect en op de kosten van de vloerbedekking (“M2M3”). Die kosten bedragen gezamenlijk € 52.320,00. Deze kosten maken echter wel deel uit van de geplande verbouwing. Een ingrijpende interne verbouwing als de onderhavige kan niet zonder ontwerp (en dat is niet gratis) en door [geïntimeerde] is in het geheel niet toegelicht waarom nieuwe vloerbedekking niet onder de “
investeringsbijdrage” zou vallen. In de elementenraming (waar [geïntimeerde] ook zelf naar verwijst) zijn immers als posten opgenomen: “
Inrichting: vloerafwerking en wanden”. Deze bedragen zijn derhalve terecht opgenomen in de verbouwingskosten waarover de investeringsbijdrage is berekend. Omdat de niet (succesvol) weersproken kosten daarmee uitkomen boven € 236.000,00 bedraagt 50% van de verbouwingskosten meer dan het betaalde maximum van € 118.000,00, zodat het debat over de overige posten van de verbouwingskosten niet relevant is voor de beoordeling van het beroep op verrekening. Er is immers niet onverschuldigd betaald, omdat de helft van de verbouwingskosten het overeengekomen maximum overstijgt. Het beroep op verrekening faalt.