In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 juli 2019. De zaak betreft de waardevaststelling van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 41 te [Z] voor het jaar 2018, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Rhenen op € 574.000 per waardepeildatum 1 januari 2017. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde en is in beroep gegaan bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 6 augustus 2020 is de gemachtigde van belanghebbende, mr. [A], verschenen, evenals [B] namens de heffingsambtenaar. Het Hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat de onroerende zaak een vrijstaande woning is, gebouwd in 2000, met een gebruiksinhoud van 682 m3 en gelegen op een kavel van 1.575 m2. Het geschil draait om de vraag of de waarde van de woning te hoog is vastgesteld, waarbij belanghebbende een waarde van € 560.000 bepleit en de heffingsambtenaar de waarde van € 574.000 handhaaft.
Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door het overleggen van een taxatierapport met vergelijkingsobjecten. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om de waarde te verlagen op basis van de argumenten van belanghebbende, waaronder de staat van de straat en de presentatie van de woning. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard.