Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.De slotsom
€ 639
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de opheffing van een conservatoir beslag dat was gelegd door Installatiebedrijf Stienezen-Wanders B.V. (SW) op twee bouwpercelen van J.G. Beheer B.V. (Te Brake). SW had het beslag gelegd omdat Te Brake facturen onbetaald had gelaten. Te Brake verzocht in kort geding om opheffing van het beslag op een van de percelen, zodat zij deze kon verkopen. De voorzieningenrechter in eerste aanleg wees dit verzoek af, maar na betaling van een deel van de vordering door Te Brake, werd het beslag opgeheven. In de bodemprocedure die volgde, oordeelde de rechtbank dat Te Brake te veel had betaald onder druk van het beslag en veroordeelde SW tot terugbetaling van het teveel betaalde bedrag.
In hoger beroep stelde J.G. Beheer B.V. dat de voorzieningenrechter het beslag had moeten opheffen, gezien de belangenafweging. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter had moeten afstemmen op het oordeel van de bodemrechter en dat de belangen van Te Brake bij de verkoop van perceel A voldoende gewaarborgd waren, vooral gezien de waarde van het andere perceel en de overwaarde die in depot kon worden gesteld. Het hof vernietigde de proceskostenveroordeling van de voorzieningenrechter en veroordeelde SW tot terugbetaling van de proceskosten aan Te Brake. Het arrest werd uitgesproken op 22 september 2020.