In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, had eerder bij de rechtbank Gelderland een verzoek ingediend om de man te verplichten tot betaling van € 650,- per kind per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun twee minderjarige kinderen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de vrouw in hoger beroep ging. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de bestreden beschikking van de rechtbank in overweging genomen. De vrouw stelde dat de man de gemaakte afspraken over de kinderalimentatie niet nakwam, maar het hof oordeelde dat zij onvoldoende feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden kunnen leiden tot een wijziging van de alimentatie. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een relevante wijziging van omstandigheden die de wijziging van de kinderalimentatie rechtvaardigde. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof oordeelde dat de vrouw haar verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie niet had onderbouwd met voldoende bewijs. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een alimentatieovereenkomst kan worden gewijzigd, zoals vastgelegd in artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek.