ECLI:NL:GHARL:2020:8474

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
200.274.118
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake curatele en ontslag van curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de curatele van [de zoon]. De moeder van [de zoon] had verzocht om ontslag van de huidige curator, [I], en benoeming van [G] van [de curator] als nieuwe curator. De kantonrechter in de rechtbank Overijssel had dit verzoek eerder afgewezen. De moeder stelde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van de curator, omdat de verstandhouding tussen hen ernstig verstoord was en de curator niet adequaat zou hebben gehandeld in het belang van [de zoon]. De curator betwistte deze claims en stelde dat de moeder zelf een ongekende strijd voerde tegen hulpverleners, wat de ontwikkeling van [de zoon] zou belemmeren. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van de moeder dat de curator zijn taak niet naar behoren had uitgevoerd. De verstoorde relatie tussen de moeder en de curator was niet voldoende om te concluderen dat er gewichtige redenen waren voor ontslag. Het hof heeft daarom de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.274.118
(zaaknummer rechtbank Overijssel 7832588)
beschikking van 20 oktober 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder ook te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K. van der Meij te Amsterdam,
en
[verweerder] , h.o.d.n. [B],
gevestigd te [C] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de curator.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de zoon],
wonende te [D] ,
verder te noemen: [de zoon] ,
en
[de vader],
wonende te [E] ,
verder te noemen: de vader
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[de curator] B.V.,
gevestigd te [F] ,
verder te noemen: [de curator] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 31 oktober 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 januari 2020;
- een brief van de curator, ingekomen 31 maart 2020;
-een journaalbericht van mr. van der Meij van 18 augustus 2020 met bijlagen (producties 7 tot en met 15).
2.2
De mondelinge behandeling heeft ter zitting van 3 september 2020 plaatsgevonden. De moeder is verschenen, bij gestaan door haar advocaat. De curator is verschenen en namens [de curator] is verschenen [G] , werkzaam bij [de curator] .

3.De feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 23 maart 2017 [de zoon] wegens zijn geestelijke/lichamelijke toestand onder curatele gesteld als bedoeld in artikel 1:378 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de curator tot curator benoemd.
3. [de zoon] verblijft bij zijn moeder in [A] . De zorginstelling [H] waar [de zoon] daarvoor verbleef, heeft de zorgovereenkomst per 1 februari 2020 beëindigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 13 mei 2019, heeft de moeder verzocht [I] als curator van [de zoon] te ontslaan en als nieuwe curator te benoemen [G] van [de curator] .
4.2
De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking het verzoek van de moeder afgewezen.
4.3
De moeder is met een grief in hoger beroep gekomen. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder om [I] te ontslaan als curator van [de zoon] en als curator te benoemen [G] van [de curator] toe te wijzen.
Ter zitting heeft [G] toegelicht dat het de bedoeling is dat [de curator] tot curator wordt benoemd en dat zij door [de curator] met de feitelijke uitvoering van de curatele wordt belast.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:385 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een curator ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de curator niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, zulks op verzoek van een medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379, dan wel ambtshalve. Artikel 1:448, tweede lid, derde lid en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing. In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er gewichtige redenen zijn om de curator ontslag te verlenen.
5.2
Het hof stelt bij de beantwoording van de vraag of de curator op grond van gewichtige redenen als curator dient te worden ontslagen het volgende voorop. De taak en de positie van de curator op vermogensrechtelijk gebied (financiën en dergelijke) is in belangrijke mate afgeleid van de taak en positie van de voogd (zie de verwijzingen in de artikelen 1:385 en 386 BW). Op grond van artikel 1:381 lid 4 BW zijn met betrekking tot aangelegenheden betreffende verzorging, behandeling en begeleiding van de onder curatele gestelde de artikelen 1:453 en 454 BW (mentorschap) van toepassing. Het begrip ‘gewichtige redenen’ in artikel 1:385 BW wordt in de wet niet nader omschreven, maar uit de parlementaire geschiedenis van artikel 1:381 lid 4 BW in samenhang met artikel 1:454 BW volgt dat indien de verstandhouding tussen de betrokkene en de curator ernstig is verstoord, dan wel indien een minimum aan vertrouwen ontbreekt, er sprake kan zijn van een gewichtige reden voor ontslag.
5.3
De moeder stelt dat er gewichtige redenen zijn om de curator te ontslaan. Zij voert hiertoe aan dat [de zoon] zich zeer ongelukkig voelde bij [H] , dat hij daarom telkens wegliep naar zijn moeder en dat de curator niets heeft ondernomen om tot een oplossing van dit probleem te komen. De moeder noemt daarbij dat [de zoon] zich door de curator niet gehoord voelt, dat de communicatie tussen [de zoon] en de curator moeilijk verloopt en dat de verhouding tussen de moeder en de curator ernstig verstoord is, wat zijn weerslag heeft op [de zoon] . In de pleitnota stelt de moeder concluderend dat de curator zich niet naar behoren van zijn taak kwijt, omdat hij zijn persoonlijke strijd met de moeder laat prevaleren boven het belang van [de zoon] maar vooral omdat de curator de noodzaak om een extra stapje te zetten niet ziet. De moeder stelt dat dit tot gevolg heeft dat de situatie van [de zoon] steeds nijpender wordt en dat hem de zorg wordt onthouden die hij hard nodig heeft.
5.4
De curator bevestigt dat de verstandhouding en communicatie tussen de moeder en hem ernstig verstoord is, maar hij betwist gemotiveerd dat dat aan hem te wijten is. Hij voert daartoe aan dat de moeder een ongekende strijd voert tegen alle hulpverleners en dat dit de ontwikkeling van [de zoon] in de weg staat. Ten aanzien van de invulling van de curatele heeft de curator ter zitting verklaard dat [de zoon] tot december 2019 woonde bij [H] , dat hij daar toen is weggelopen en sindsdien bij de moeder verblijft, dat zijn plek bij [H] tot februari 2020 voor hem werd vrijgehouden, maar dat hij niet meer is teruggegaan en dat zijn plek daarom nu vergeven is. Inmiddels is [de zoon] aangemeld bij [J] voor vrijwillige plaatsing en heeft hij daar ook samen met de curator een intakegesprek gehad. Het is erg lastig om een geschikte woonplek te vinden voor [de zoon] , zowel door zijn complexe problematiek als door de houding van de moeder jegens hulpverlening, aldus de curator.
De curator stelt dat de verstandhouding tussen hem en [de zoon] goed is, dat [de zoon] geen onvrede heeft uitgesproken over hem en dat zij regelmatig – al dan niet telefonisch – contact met elkaar hebben. [de zoon] krijgt iedere vier weken een medicatiedepot en hij komt naar de mening van de curator op het moment stabiel over. De curator heeft ook regelmatig goed contact met de vader.
5.5
Het hof is van oordeel dat op basis van hetgeen is aangevoerd, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de curator en hetgeen overigens uit het dossier is gebleken, niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van gewichtige redenen voor ontslag van de curator. Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de curator zijn taak niet naar behoren heeft uitgevoerd. Hetgeen de moeder heeft aangevoerd heeft met name betrekking op het contact tussen de moeder en de curator. Weliswaar is in de Aanbevelingen curatele in artikel 9 opgenomen dat de curator dient zorg te dragen voor adequate communicatie met personen en instellingen rondom de onder curatele gestelde, maar naar het oordeel van het hof kan niet worden gezegd dat de curator niet heeft getracht adequaat te communiceren met de moeder. De verstoorde verhouding tussen de curator en de moeder van de onder curatele gestelde levert dan ook onvoldoende grond op voor gewichtige reden voor ontslag van de curator. Het hof is voorts van oordeel dat ook het overige door de moeder aangevoerde, mede bezien in het licht van hetgeen door de curator ter zitting naar voren is gebracht, niet kan leiden tot het oordeel dat sprake is van een zodanig verstoorde relatie tussen de curator en [de zoon] zelf dat de curator zijn taak niet meer naar behoren kan uitoefenen of dat de curator anderszins zijn taak niet naar behoren heeft uitgevoerd.
6. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 31 oktober 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, H. Phaff en R.A. Eskes, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 20 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.