ECLI:NL:GHARL:2020:8774

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
200.268.733/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake hoofdverblijf en omgang van minderjarigen met betrekking tot ouderschapsbemiddeling en raadsonderzoek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 1 oktober 2020 een tussenbeschikking gegeven met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en omgang van twee minderjarigen. Het hof heeft de zaak opnieuw aangehouden en verzocht aan de raad voor de kinderbescherming om onderzoek te doen naar de situatie van de kinderen, met de mogelijkheid om een kinderbeschermingsmaatregel te overwegen. De bijzondere curator, die eerder was benoemd, heeft gerapporteerd dat er een zorgelijke situatie is ontstaan, waarbij de kinderen klem lijken te zitten tussen de ouders. De kinderen hebben aangegeven niet meer naar de verweerster te willen gaan, en er zijn zorgen over de veiligheid van de kinderen in de huidige omgangsregeling.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor het contact tussen de minderjarige2 en de verweerster, en heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld. Voor de minderjarige1 is er geen voorlopige regeling vastgesteld, maar het hof heeft de raad gevraagd om te onderzoeken of proefcontacten wenselijk zijn. De ouders hebben aangegeven mee te willen werken aan ouderschapsbemiddeling, en het hof heeft de raad verzocht om uiterlijk op 15 januari 2021 te rapporteren over het onderzoek. De behandeling van de zaak zal worden voortgezet na ontvangst van dit rapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.268.733/01
(zaaknummer rechtbank 471961)
beschikking van 1 oktober 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. E.R. van Schaik te Lelystad,
en
[verweerster],
wonende te [A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. K.N. Holtrop te Lelystad.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bijzondere curator],
gevestigd te [B] ,
verder te noemen: de bijzondere curator.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 19 mei 2020 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum. Bij die tussenbeschikking is [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator over de minderjarigen [de minderjarige1] [verzoekster] (hierna: [de minderjarige1] ) en [de minderjarige2] [verzoekster] (hierna: [de minderjarige2] ).
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
 de rapportage van de bijzondere curator [de bijzondere curator] van 18 augustus 2020;
 een bericht van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 25 augustus 2020, inhoudende dat de raad geen schriftelijke aanvulling heeft op de rapportage van de bijzondere curator;
 een journaalbericht van mr. Holtrop van 24 augustus 2020;
 een journaalbericht van mr. Van Schaik van 27 augustus 2020.
1.3
Op 3 september 2020 is de mondelinge behandeling voortgezet in Arnhem. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Voorts is verschenen de bijzondere curator. Voorafgaand aan de voortgezette de mondelinge behandeling is [de minderjarige1] verschenen, die buiten aanwezigheid van de ouders zijn mening heeft kunnen vertellen aan de voorzitter van het hof.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 19 mei 2020, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof het volgende overwogen:
“Het hof verzoekt de bijzondere curator bij zijn werkzaamheden de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen, te raadplegen via www.rechtspraak.nl, en derhalve ook de (primaire) bemiddelende rol van de bijzondere curator op zich te nemen (waarbij door middel van gesprekken met de kinderen en de ouders wordt getracht het conflict in der minne op te lossen). Daarnaast acht het hof het van belang dat de bijzondere curator ervoor zorgt dat de belangen van de kinderen zo goed mogelijk worden belicht en dat zij zich gehoord voelen. Het hof verzoekt de bijzondere curator in dit verband, mede gezien hetgeen in 5.4 is verwoord, om te onderzoeken hoe het met de kinderen is, wat de gevolgen voor hen zijn van de strijd tussen de ouders en wat hun mening is over de voorliggende verzoeken. Het hof verzoekt de bijzondere curator om vanuit het belang van de kinderen aan het hof te adviseren welke beslissing het hof dient te nemen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.”
2.3
Uit het rapport van de bijzondere curator komt onder meer het volgende naar voren.
De bijzondere curator heeft niet kunnen bemiddelen tussen de ouders omdat [verzoekster] al voor het eerste gesprek heeft medegedeeld niet in gesprek te willen gaan met [verweerster] .
De kinderen hebben een negatief beeld van [verweerster] . [de minderjarige1] heeft verteld over seksueel grensoverschrijdend gedrag door [verweerster] jegens hem en [de minderjarige1] heeft hiervan onlangs ook aangifte gedaan.
Beide kinderen zijn stellig in hun wens niet meer naar [verweerster] te willen gaan.
Er is sprake van een zorgelijke situatie. De kinderen lijken klem te zijn geraakt tussen de ouders en hun belang lijkt daarmee verloren te zijn gegaan. Een van de ouders ( [verweerster] ) wordt nu volledig buitengesloten. Dit is vanuit het belang van de kinderen onwenselijk en kan hen schaden in hun verdere ontwikkeling. Contact met de ouders moet echter wel veilig zijn voor de kinderen en er moet naar hen geluisterd worden. Daarom moet er verder onderzoek gedaan worden naar de veiligheid van de kinderen. De indruk bestaat dat dit onderzoek niet binnen een vrijwillig kader mogelijk is en dat een gedwongen kader geïndiceerd is. Het is op dit moment min of meer onmogelijk om een gewone contactregeling tussen [verweerster] en de kinderen te laten plaatsvinden. De bijzondere curator adviseert te wachten met een definitief besluit over de zorgregeling tot de rust enigszins is teruggekeerd en er mogelijk verder onderzoek gedaan is. Op die manier kan de eventuele hulpverlening een duidelijke opdracht meekrijgen om de mogelijke ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen weg te nemen. Een beschermingsmaatregel ligt naar de mening van de bijzondere curator in de rede.
2.4
Uit de hiervoor weergegeven informatie van de bijzondere curator en uit de door partijen ter zitting naar voren gebrachte informatie blijkt dat lopende deze procedure de situatie verder is geëscaleerd. Het hof is van oordeel dat een raadsonderzoek noodzakelijk is voordat een beslissing genomen kan worden over welke hoofdverblijfplaats en welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. Het hof zal de raad daarom verzoeken hiernaar onderzoek te doen, alsook, indien de raad daartoe aanleiding ziet, dat onderzoek uit te breiden met een beschermingsonderzoek.
2.5
Een raadsonderzoek zal enige tijd in beslag nemen. Omdat er geen – objectiveerbare – contra-indicaties zijn om het contact tussen [de minderjarige2] en [verweerster] te herstellen zal het hof voor de tussenliggende periode ten aanzien van [de minderjarige2] de volgende voorlopige zorgregeling bepalen:
[de minderjarige2] verblijft om de week van woensdagmiddag uit school tot 17.00 uur bij [verweerster] , waarbij [verweerster] [de minderjarige2] ophaalt uit school en om 17.00 uur terugbrengt naar [verzoekster] .
Ten aanzien van [de minderjarige1] zal geen voorlopige zorgregeling worden bepaald, maar zal aan de raad worden overgelaten of het in het belang van [de minderjarige1] wenselijk is dat in het kader van het raadsonderzoek proefcontacten plaatsvinden tussen [de minderjarige1] en [verweerster] .
2.6
Ter zitting hebben de ouders verklaard mee te willen werken aan ouderschapsbemiddeling bij een instantie die de mogelijkheid biedt en verplichting geeft om begeleid contact te realiseren tussen de kinderen en een van de ouders, in dit geval [verweerster] , bijvoorbeeld bij [C] .

3.De beslissing

Het hof:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te (doen) stellen als hiervoor onder 2.4 en 2.5 omschreven en daaromtrent uiterlijk op 15 januari 2021 te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen, de raad en de bijzondere curator zullen worden opgeroepen.
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. Phaff;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
verstaat dat [verweerster] en [verzoekster] zo snel mogelijk, maar in elk geval alvast in afwachting van het raadsrapport, een ouderschapsbemiddelingstraject zullen gaan volgen bij een instantie die de mogelijkheid biedt om begeleid contact te hebben tussen de kinderen en een van de ouders, in dit geval [verweerster] ;
bepaalt ten aanzien van [de minderjarige2] de volgende voorlopige zorgregeling:
[de minderjarige2] verblijft om de week van woensdagmiddag uit school tot 17.00 uur bij [verweerster] , waarbij [verweerster] [de minderjarige2] ophaalt uit school en om 17.00 uur terugbrengt naar [verzoekster] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, M.H.F. van Vugt en R.A. Eskes, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 1 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.