Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder ,
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008, en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om de beschikking van de kinderrechter van 20 februari 2020 en 9 april 2020 te vernietigen, waarin de uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader is bepaald. De moeder stelt dat de uithuisplaatsing niet proportioneel is en dat er met een lichtere maatregel had kunnen worden volstaan. De GI, de gecertificeerde instelling, heeft verweer gevoerd en de bekrachtiging van de beschikkingen verzocht.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en de vader zijn verschenen, evenals vertegenwoordigers van de GI. De moeder heeft haar verzoek aangepast en verzocht om een zorgregeling waarbij de minderjarige om de week bij haar verblijft. Het hof heeft de grieven van de moeder besproken en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De verstandhouding tussen de ouders is ernstig verstoord, wat leidt tot communicatieproblemen en loyaliteitsconflicten voor de minderjarige.
Het hof heeft geoordeeld dat de huidige regeling, waarbij de minderjarige door de week bij de vader verblijft en in het weekend bij de moeder, de beste optie is om de continuïteit en veiligheid in de opvoeding te waarborgen. De verzoeken van de moeder om de zorgregeling te wijzigen zijn afgewezen, en de beschikkingen van de kinderrechter zijn bekrachtigd.