ECLI:NL:GHARL:2020:9690

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
200.277.387
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een civiele zaak naar een ander gerechtshof wegens betrokkenheid

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig was, ging het om een hoger beroep van de Stichting Het Lijndensche Fonds voor Kerk en Zending tegen twee geïntimeerden. De zaak was eerder behandeld door de rechtbank Gelderland, die op 1 april 2020 een vonnis had gewezen. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H.M. Harbers, stelde dat partijen gebonden waren aan een bindend advies dat was gegeven door een deskundig lid van de pachtkamer van het hof. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.E. de Geer, voerden hiertegen verweer.

Tijdens de procedure in hoger beroep, die begon met de dagvaarding op 17 april 2020, zijn verschillende processtukken ingediend, waaronder de memorie van grieven en de memorie van antwoord. Het hof heeft vervolgens besloten om de zaak te verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam, omdat het hof op grond van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie betrokkenheid bij de zaak had. Dit besluit werd genomen in het kader van de procedurele regels die zijn vastgelegd in het Zaaksverdelingsreglement van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het arrest, dat op 24 november 2020 werd uitgesproken, bevestigde de verwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. De uitspraak werd gedaan door de rechters J.H. Lieber, H. Wammes en C.J.H.G. Bronzwaer, waarbij mr. Bronzwaer de ondertekening op zich nam in afwezigheid van de voorzitter. De zaak illustreert de procedurele aspecten van hoger beroep en de rol van de rechterlijke organisatie in het verwijzen van zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.277.387
(zaaknummer rechtbank Gelderland: 365782)
arrest van 24 november 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING HET LIJNDENSCHE FONDS VOOR KERK
EN ZENDING,gevestigd te Hemmen, gemeente Overbetuwe,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de stichting,
advocaat: mr. E.H.M. Harbers,
tegen:

1.[geïntimeerde1] ,

2.
[geïntimeerde2],
beiden wonende te [A] ,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: [geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. L.E. de Geer.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
1 april 2020 dat de rechtbank Gelderland heeft gewezen.

2.2. Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 17 april 2020,
- de memorie van grieven (met productie),
- de H16-formulieren van partijen,
- de memorie van antwoord tevens van incidenteel hoger beroep (met producties),
- de verwijzing van de zaak naar de rol voor beslissing van het hof over het verzoek van [geïntimeerden] c.s. om de zaak te verwijzen naar een ander hof.

3. De beoordeling

3.1
In de procedure tussen partijen gaat het onder andere om de vraag of partijen zijn gebonden aan een bindend advies. Het bindend advies is mede gegeven door [X] .
is deskundig lid van de pachtkamer van dit hof.
3.2
Nu het hof op deze wijze betrokkenheid bij de zaak heeft, zal het hof op grond van
artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie de zaak voor verdere behandeling verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam, welk hof voor dit doel is aangewezen in het Zaaksverdelingsreglement van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gepubliceerd in
Staatscourant2014 nr. 11037.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak ter verdere behandeling naar het gerechtshof Amsterdam.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, H. Wammes en C.J.H.G. Bronzwaer, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. C.J.H.G. Bronzwaer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 november 2020.