ECLI:NL:GHARL:2021:10062

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
200.290.658
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aanvangsbeloning in bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot toekenning van een aanvangsbeloning voor bewindvoering. Verzoekers in deze procedure zijn [verzoeker1], die onder bewind staat, en [verzoeker2], de bewindvoerder. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de kantonrechter van 7 januari 2021, waarin het verzoek van [verzoeker2] om een beloning voor aanvangswerkzaamheden werd afgewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker1] niet op de hoogte was van het hoger beroep dat door [verzoeker2] was ingesteld en dat hij geen opdracht had gegeven aan zijn advocaat, mr. T.P. Boer, om deze procedure te voeren. Dit leidde tot de conclusie dat [verzoeker1] geen belang heeft bij de procedure, aangezien de beloning die aan [verzoeker2] zou worden toegekend, ten laste van zijn vermogen zou komen.

Daarom heeft het hof het verzoek van [verzoeker1] afgewezen en ook het verzoek van [verzoeker2] als bewindvoerder q.q. afgewezen, omdat deze niet opkomt voor de belangen van [verzoeker1]. Het hof heeft de kantonrechter aanbevolen om ervoor te zorgen dat de kosten van deze procedure niet ten laste komen van het vermogen van [verzoeker1]. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.290.658
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 0000154582)
beschikking van 26 oktober 2021
inzake
[verzoeker1] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker1] ,
advocaat: mr. T.P. Boer te Arnhem,
en
[verzoeker2] ,
handelend onder de naam
[naam1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker2] ,
advocaat: mr. T.P. Boer te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, afdeling Toezicht, locatie Utrecht) van 7 januari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 februari 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 juli 2021 plaatsgevonden. Ter mondelinge behandeling is alleen mr. Boer verschenen.

3.De feiten

3.1
[verzoeker1] is geboren [in] 1962 te [plaats1] . Het vermogen van [verzoeker1] staat onder bewind. Tot 1 september 2020 was [naam2] , handelend onder de naam [naam2] bewindvoering (hierna: [naam2] ), bewindvoerder.
3.2
Bij beschikking van 24 augustus 2020 heeft de kantonrechter [naam2] op verzoek van [naam2] per 1 september 2020 als bewindvoerder ontslagen en per dezelfde datum [verzoeker2] als opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij kantonrechter op 3 november 2020, heeft [verzoeker2] de kantonrechter verzocht om hem voor de aanvangswerkzaamheden in voormeld bewind een beloning toe te kennen conform artikel 3 lid 5 sub a Regeling beloning bewindvoerders en mentoren.
3.4
[verzoeker2] heeft eenzelfde verzoek ingediend met betrekking tot nog vijf andere door hem van [naam2] ‘overgenomen’ bewindsdossiers.
3.5
Op 19 november 2020 heeft de kantonrechter [verzoeker2] een ‘voornemens afwijzen’ brief gezonden, waarop de bewindvoerder op 25 november 2020 gemotiveerd heeft gereageerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker2] afgewezen. Ook de verzoeken van [verzoeker2] in de andere onder 3.4 bedoelde bewindsdossiers zijn door de kantonrechter afgewezen.
4.2
[verzoeker1] en [verzoeker2] zijn met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. [verzoeker1] en [verzoeker2] verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en [verzoeker2] alsnog een beloning voor de aanvangswerkzaamheden toe te kennen, indien mogelijk onder vergoeding/retourbetaling van de proceskosten.
4.3
De rechthebbenden in de andere bewindsdossiers en [verzoeker2] zijn eveneens in hoger beroep gekomen van de afwijzende beschikkingen met betrekking tot die dossiers. Op die hoger beroepen (geadministreerd bij het hof onder zaaknummers 200.290.657, 200.290.659, 200.290.661, 200.290.662 en 200.290.663) heeft het hof eveneens heden beslist.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof dient allereerst de processuele positie van [verzoeker1] en [verzoeker2] te bepalen in dit hoger beroep. Het hoger beroepschrift vermeldt dat het is ingediend door de “Verzoekers (Betrokkenen/belanghebbenden/rechthebbenden: [verzoeker1]
[en vijf anderen, hof]en door [verzoeker2] “bewindvoerder (tevens als belanghebbende )”.
Ter mondelinge behandeling heeft mr. Boer op vragen van het hof naar de processuele hoedanigheid van [verzoeker2] verklaard dat [verzoeker2] het hoger beroep heeft ingesteld in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van [verzoeker1] , dus als “bewindvoerder q.q”. [verzoeker1] zelf heeft geen opdracht aan de advocaat gegeven tot het instellen van het hoger beroep.
[verzoeker1] weet volgens de advocaat ook niet dat [verzoeker2] (als bewindvoerder q.q.) namens hem (als rechthebbende) hoger beroep heeft ingesteld tegen de bestreden beschikking, aangezien er geen overleg met [verzoeker1] heeft plaatsgevonden over deze procedure in hoger beroep. [verzoeker2] heeft volgens zijn advocaat ook geen machtiging als bedoeld in artikel 1:443 van het Burgerlijk Wetboek verzocht aan de kantonrechter voor het voeren van deze procedure in hoger beroep. Datzelfde geldt met betrekking tot de hiervoor bedoelde andere bewindsdossiers, aldus mr. Boer.
5.2
Het hof is van oordeel dat [verzoeker1] in deze procedure niet zelf als partij of belanghebbende kan worden aangemerkt nu hij tot het instellen van het hoger beroep geen opdracht blijkt te hebben gegeven aan mr. Boer. [verzoeker1] blijkt zelfs niet op de hoogte te zijn van de procedure in hoger beroep. Het hof merkt op dat [verzoeker1] ook geen belang heeft bij deze procedure die als doel heeft de vaststelling van een aanvangsbeloning voor [verzoeker2] die -bij toekenning- ten laste komt van zijn, [verzoeker1] , vermogen.
Het hof zal het verzoek voor zover dat is ingediend door [verzoeker1] dan ook afwijzen.
5.3
Nu de advocaat ter mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard dat het verzoek door [verzoeker2] als bewindvoerder q.q. is ingediend, zal het hof het verzoek van [verzoeker2] afwijzen. Een bewindvoerder q.q. kan in rechte immers slechts opkomen voor de belangen van de rechthebbende en zoals hiervoor onder 5.2 is overwogen, heeft [verzoeker1] geen belang bij deze procedure.
5.4
Gelet op vorenstaande zal het hof het verzoek in hoger beroep afwijzen.
5.5
Het hof geeft de kantonrechter in overweging er op toe te zien dat de kosten gemoeid met deze procedure niet op enigerlei wijze ten laste worden gebracht van het vermogen van [verzoeker1] .

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst het verzoek in hoger beroep af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, voorzitter,
R. Feunekes en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. R. Feunekes en is op 26 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.