In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot toekenning van een aanvangsbeloning voor bewindvoering. Verzoekers in deze procedure zijn [verzoeker1], die onder bewind staat, en [verzoeker2], de bewindvoerder. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de kantonrechter van 7 januari 2021, waarin het verzoek van [verzoeker2] om een beloning voor aanvangswerkzaamheden werd afgewezen.
Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker1] niet op de hoogte was van het hoger beroep dat door [verzoeker2] was ingesteld en dat hij geen opdracht had gegeven aan zijn advocaat, mr. T.P. Boer, om deze procedure te voeren. Dit leidde tot de conclusie dat [verzoeker1] geen belang heeft bij de procedure, aangezien de beloning die aan [verzoeker2] zou worden toegekend, ten laste van zijn vermogen zou komen.
Daarom heeft het hof het verzoek van [verzoeker1] afgewezen en ook het verzoek van [verzoeker2] als bewindvoerder q.q. afgewezen, omdat deze niet opkomt voor de belangen van [verzoeker1]. Het hof heeft de kantonrechter aanbevolen om ervoor te zorgen dat de kosten van deze procedure niet ten laste komen van het vermogen van [verzoeker1]. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.