In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot toekenning van een aanvangsbeloning voor bewindvoering. De verzoeker, [verzoeker], had het verzoek ingediend namens [verzoekster], wiens vermogen onder bewind staat. De kantonrechter had eerder het verzoek afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2021 was alleen de advocaat, mr. T.P. Boer, aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] niet op de hoogte was van het hoger beroep en geen opdracht had gegeven aan de advocaat om deze procedure te voeren. Hierdoor kon [verzoekster] niet als partij in de procedure worden aangemerkt. Het hof oordeelde dat er geen belang was voor [verzoekster] bij de procedure, aangezien de kosten van de aanvangsbeloning ten laste van zijn vermogen zouden komen. Het verzoek van [verzoeker] werd eveneens afgewezen, omdat een bewindvoerder q.q. enkel de belangen van de rechthebbende kan behartigen, en [verzoekster] geen belang had bij de procedure. Het hof heeft de kantonrechter aanbevolen om ervoor te zorgen dat de kosten van de procedure niet ten laste van het vermogen van [verzoekster] komen. De beschikking werd uitgesproken in het openbaar.