Uitspraak
[naam1],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
[en vijf anderen, hof]en door [verzoeker2] “bewindvoerder (tevens als belanghebbende )”.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot toekenning van een aanvangsbeloning voor bewindvoering. Verzoekers in hoger beroep zijn [verzoeker1], die onder bewind staat, en [verzoeker2], de bewindvoerder. De procedure in eerste aanleg werd gestart door [verzoeker2] die op 3 november 2020 een verzoek indiende bij de kantonrechter om een beloning toe te kennen voor zijn aanvangswerkzaamheden als bewindvoerder. Dit verzoek werd echter afgewezen door de kantonrechter, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2021 was alleen mr. T.P. Boer, de advocaat van beide verzoekers, aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker1] niet op de hoogte was van het hoger beroep en geen opdracht had gegeven aan zijn advocaat om deze procedure te voeren. Dit leidde tot de conclusie dat [verzoeker1] geen belang had bij de procedure, aangezien de aanvangsbeloning ten laste zou komen van zijn vermogen.
Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat [verzoeker2] als bewindvoerder q.q. niet in rechte kan optreden voor de belangen van [verzoeker1] zonder diens toestemming. Gezien deze overwegingen heeft het hof het verzoek in hoger beroep afgewezen. Tevens heeft het hof de kantonrechter aanbevolen om erop toe te zien dat de kosten van deze procedure niet ten laste komen van het vermogen van [verzoeker1].