ECLI:NL:GHARL:2021:10123

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
200.285.836
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake contactregeling tussen vader en dochter met betrekking tot hulpverlening en omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2021 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende een door de vader verzochte contactregeling met zijn dochter. Het hof heeft de definitieve beslissing aangehouden in afwachting van de voortgang van een behandeltraject voor de vader en de contacten tussen de vader en het kind via een Omgangshuis. De vader, die kampt met een stoornis in het autistisch spectrum, is op 10 mei 2021 opnieuw aangemeld voor hulpverlening, maar de wachttijd bedraagt acht maanden. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de beslissing op het verzoek van de vader aan te houden voor negen maanden, zodat de ouders de gelegenheid krijgen om de benodigde hulpverlening in te schakelen.

Het hof heeft in zijn beschikking van 21 mei 2021 de raad verzocht om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een omgangsregeling. De raad heeft in zijn rapport aangegeven dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader zijn behandeltraject positief afrondt en dat de minderjarige haar vader leert kennen. De raad heeft ook mogelijkheden voor begeleide omgang bij een omgangshuis geschetst, mits er goede afstemming is tussen de betrokken hulpverleners.

De vader heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het advies van de raad en is gestart met hulpverlening. De moeder daarentegen is van mening dat de vader kansen om contact met de minderjarige te hebben niet heeft benut en verzoekt om een nieuwe mondelinge behandeling. Het hof heeft echter geen aanleiding gezien om dit verzoek toe te wijzen en volgt het advies van de raad. Het hof verwacht van beide ouders, en vooral van de vader, dat zij zich volledig inzetten voor de trajecten in het belang van de minderjarige. Het hof heeft de raad verzocht om uiterlijk op 1 april 2022 te rapporteren over de voortgang van de situatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.285.836
(zaaknummer rechtbank Overijssel 149571)
beschikking van 28 oktober 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R. Kaya te Enschede,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Rijs te Enschede.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 27 mei 2021 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het rapport van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 30 juni 2021;
- het journaalbericht van mr. Rijs van 9 juli 2021 met een productie;
- het journaalbericht van mr. Kaya van 17 augustus 2021 met een productie.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen in de beschikking van 21 mei 2021, voor zover hierna niet anders wordt overwogen.
2.2
In die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar en te adviseren over de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen de vader en zijn dochter [de minderjarige] .
2.3
De raad adviseert in zijn rapport het hof de beslissing op het verzoek van de vader in hoger beroep aan te houden voor een periode van negen maanden, om de ouders de gelegenheid te bieden in de tussenliggende periode de hierna omschreven hulpverlening in te roepen.
De raad heeft zijn advies - samengevat - als volgt onderbouwd. Uit een in november 2019 bij de vader verricht persoonlijkheidsonderzoek door [naam1] is gebleken dat bij de vader sprake is van een stoornis in het autistisch spectrum (ASS). Op dat moment werd voor hem begeleiding en behandeling in het Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen van [naam1] geadviseerd. Die begeleiding en behandeling is destijds niet van de grond gekomen. De vader is echter op 10 mei 2021 wederom door de huisarts bij [naam1] aangemeld voor genoemd traject, voor welk traject de wachttijd acht maanden bedraagt.
De raad acht het in het belang van [de minderjarige] dat de vader dit traject positief afrondt en dat zij haar vader (met zijn beperkingen) leert kennen. De raad ziet mogelijkheden in begeleide omgang bij het omgangshuis van [naam2] . Volgens de raad kunnen beide trajecten naast elkaar lopen, mits er een goede afstemming zal zijn tussen [naam1] en [naam2] , waarbij de wijkcoach een verbindende rol kan spelen. Het is voorts belangrijk dat de betrokken hulpverlening vanuit de ASS-problematiek van de vader zo concreet, duidelijk en voorspelbaar mogelijk afspraken maakt met de vader, de moeder en [de minderjarige] , zodat de vader leert optimaal aan te sluiten bij [de minderjarige] . De moeder zal op een neutrale wijze over de vader dienen te praten richting [de minderjarige] , voor wie op die wijze het beeld van de vader levend gehouden wordt. Voorts dient de vader, zo mogelijk via de wijkcoach, op de hoogte te worden gehouden over de ontwikkeling van [de minderjarige] . Daarbij is het voor [de minderjarige] van belang dat zij na verloop van tijd psycho-educatie krijgt over de problematiek van de vader.
2.4
Uit de bij het journaalbericht van mr. Kaya van 17 augustus 2021 gevoegde reactie namens de vader blijkt dat de vader zich kan vinden in het advies van de raad. De vader is gestart met het inschakelen van hulpverlening bij [naam1] , maar ook bij de Praktijkondersteuner van de huisarts en bij de wijkcoach om te leren omgaan met allerlei aspecten op diverse leefgebieden, aldus de vader.
2.5
Uit de reactie van de moeder, gevoegd bij het journaalbericht van mr. Rijs van 9 juli 2021, blijkt dat zij zich niet kan vinden in het raadsadvies. Zij stelt, kort samengevat, dat de vader diverse kansen om contact met [de minderjarige] te hebben onvoldoende heeft gegrepen en dat zijn verzoek in hoger beroep moet worden afgewezen. Zij verzoekt het hof een nieuwe mondelinge behandeling te plannen, alvorens te beslissen.
2.6
Het hof ziet geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek van de moeder om op dit moment een nieuwe mondelinge behandeling te plannen. Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij contact kan hebben met de vader en zal daarom het advies van de raad volgen en de beslissing aanhouden. De vader krijgt daarmee nog een kans om de hulpverlening in te roepen en de trajecten te volgen op de door de raad omschreven wijze. Het hof verwacht van partijen, maar zeker van de vader, voor wie in het verleden het nakomen van afspraken lastig is gebleken, de volledige inzet om genoemde trajecten in het belang van [de minderjarige] succesvol te volbrengen.
Het hof ontvangt graag uiterlijk op 1 april 2022 bericht van de raad over de situatie op dat moment met betrekking tot de hiervoor genoemde trajecten en de eventuele verdere ontwikkelingen in de omgang tussen [de minderjarige] en haar vader en in de communicatie tussen de ouders. Het hof zal daarna partijen in de gelegenheid stellen daarop te reageren en vervolgens naar bevind van zaken verder beslissen.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad het hof uiterlijk 1 april 2022 te berichten zoals het hof hiervoor onder 2.6 heeft overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, voorzitter, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op
28 oktober 2021 door de voorzitter uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.