ECLI:NL:GHARL:2021:10298

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
200.296.103
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging ouderschapsplan en zorgregeling na gewijzigde omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van een ouderschapsplan en zorgregeling na gewijzigde omstandigheden. De vader en moeder zijn de ouders van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], en hebben in 2015 een co-ouderschapsregeling afgesproken. De moeder heeft de rechtbank verzocht om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij haar te bepalen en om vervangende toestemming te verlenen voor het aanmelden van [de minderjarige2] voor school. De vader verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om de oorspronkelijke regeling te handhaven.

De rechtbank heeft op 26 april 2021 de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij de moeder bepaald en de zorgregeling gewijzigd. De vader is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking. Het hof heeft de zaak op 4 november 2021 behandeld en vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder het niet naleven van de co-ouderschapsregeling en de ondertoezichtstelling van de kinderen. Het hof oordeelt dat de huidige zorgregeling, die meer rust en stabiliteit biedt voor de kinderen, in hun belang is en bevestigt de beslissing van de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij de moeder te handhaven. De zorgregeling wordt aangepast en vastgelegd, waarbij de kinderen om de week bij de vader verblijven en de vakanties en feestdagen in onderling overleg worden verdeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.296.103/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 384002)
beschikking van 4 november 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. K. Hermsen te Apeldoorn,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.A.J.M. Staal te Zutphen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (verder ook te noemen: de rechtbank), van 26 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 juni 2021;
  • het verweerschrift;
  • een journaalbericht van mr. Hermsen van 19 juli 2021 met productie;
  • een journaalbericht van mr. Hermsen van 24 september 2021 met producties.
2.2
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 7 oktober 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat,
  • de moeder met haar advocaat,
  • [naam1] en [naam2] , namens de GI,
  • [naam3] , namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009 te [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2013 te [woonplaats2] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
In het door partijen op 12 augustus 2015 ondertekende ouderschapsplan van zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen:
Hoofdverblijfplaats
De minderjarige wonen 50% van de tijd bij vader en 50% van de tijd bij moeder.
Zorg/omgang
De zorg voor de kinderen wordt gedaan d.m.v. co-ouderschap. Ieder 50% van de zorg.
• Vader: woensdagmiddag 12.00 uur t/m vrijdagavond 18.30 uur.
• Moeder: zondagavond 17.00 uur woensdagmiddag 12.00 uur.
Waarbij het weekend om en om voor de kinderen wordt gezorgd. Dit houdt in dat dan in geval van weekend moeder (oneven weken): vrijdagavond de zorg wordt overgedragen om 18.30 uur tot en met woensdagmiddag. In het geval van verantwoordelijke zorg voor het vader in het weekend (even weken) hij de kinderen verzorgt totdat zondagavond de zorg wordt overgedragen om 17.00.
(…)
Het verblijf van de kinderen tijdens vakantie/feestdagen.
Speciale dagen
Verjaardag kinderen: gezamenlijk verjaardag vieren kan op de dag zelf of op een andere dag. Maar in ieder geval kunnen de ouders op de dag zelf ook het kind opzoeken.
Verjaardag vader/moeder: de kinderen zijn op deze dag bij de jarige ouder. Het
oppasschema moet wordt hierop aangepast.
Vaderdag/moederdag: op deze dag zijn de kinderen respectievelijk bij de vader of de moeder. Het oppas schema wordt hierop aangepast.
De omgangsregeling en de vakanties worden voor een kalenderjaar in onderling overleg vastgesteld in de maand van januari voor het daaropvolgende kalenderjaar.
Verdeling vakanties: terugkerend ritme even en oneven jaren. De schoolvakanties worden als volgt verdeeld. In de oneven jaren heeft de vader voorjaarsvakantie, eerste twee weken zomervakantie en 5e week, herfstvakantie en 1e week kerstvakantie.
In de oneven jaren heeft moeder: meivakantie, week 3, 4 en 6 zomervakantie en week 2 kerstvakantie.
In de even jaren is de verdeling omgekeerd. De vakanties lopen in principe van
vrijdagavond tot en met zondagavond. Ieder draagt zorg voor eigen opvang indien nodig. Wanneer iemand iets wil wijzigen in de opvangafspraken dan dient dit twee weken vooraf te worden overlegd met de ander.”
3.3
De vader en de moeder hebben na het verbreken van de samenleving, [de minderjarige1]
ingeschreven op het adres van de moeder in [woonplaats2] en [de minderjarige2] op het adres van de vader in
[woonplaats1] .
3.4
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn onder toezicht gesteld. Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank van 5 januari 2021 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verlengd tot 16 januari 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] , de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen (hierna: de zorgregeling) betreffende [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de verlening van vervangende toestemming aan de moeder voor het aanmelden van [de minderjarige2] voor groep 5 op de basisschool [de school] in [woonplaats2] , ingaande het schooljaar 2021-2022.
4.2
De moeder heeft de rechtbank verzocht, bij beschikking voor zover rechtens
uitvoerbaar bij voorraad,
I. de door haar en de vader in het ouderschapsplan van 12 augustus 2015 neergelegde
afspraken met betrekking tot het hoofdverblijf en de zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat,
• naast [de minderjarige1] ook [de minderjarige2] de hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben en op haar adres zal worden ingeschreven;
• [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader verblijven gedurende een weekend per 14 dagen van vrijdag 14:00 uur tot zondag 17:00 uur;
• [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij de vader
verblijven, in de oneven jaren de laatste drie weken van de zomervakantie en in de
even jaren de eerste drie weken van de zomervakantie;
II. de moeder vervangende toestemming te verlenen voor het aanmelden van [de minderjarige2] voor groep 5 op de basisschool [de school] in [woonplaats2] , ingaande het schooljaar 2021-2022,
althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht.
4.3
De vader heeft de rechtbank verzocht bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. de verzoeken van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen;
Bij voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te bepalen dat:
II. tussen de kinderen en de vader een zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen de
ene week van woensdag uit school tot zondagavond 17.00 uur bij de vader verblijven en
de andere week van woensdagmiddag uit school tot vrijdagmiddag uit school,
alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
Als voorwaardelijk zelfstandig verzoek te bepalen dat:
III. in het geval de zorgregeling wordt aangepast een zorgregeling vast te stellen
waarbij de vader de zorg voor de kinderen gemiddeld drie dagen per week heeft,
alsmede tijdens de helft van de vakanties en de feestdagen, althans een in goede
justitie te bepalen zorgregeling vast te stellen.
4.4
Bij de bestreden beschikking is voor zover hier van belang - uitvoerbaar bij voorraad -:
  • de tussen de ouders bij ouderschapsplan van 12 augustus 2015 overeengekomen afspraken met betrekking tot het hoofdverblijf en de zorgregeling gewijzigd, als volgt:
  • bepaald dat [de minderjarige2] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
  • het verzoek van de moeder toegewezen om haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanmelden van [de minderjarige2] voor groep 5 op de basisschool [de school] in [woonplaats2] ,
ingaande het schooljaar 2021-2022;
- als zorgregeling bepaald dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader verblijven:
- de ene week van vrijdag na school tot zondag 17:00 uur;
- de andere week van donderdag 17:00 uur tot vrijdag 17:00 uur;
- in de zomervakantie drie weken aaneengesloten, in de oneven jaren de laatste drie
weken van de zomervakantie en in de even jaren de eerste drie weken van de
zomervakantie.
4.5
De vader is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt de beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de inleidende verzoeken van moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en
I. te bepalen dat tussen de kinderen en de vader een zorgregeling zal gelden waarbij de kinderen de ene week van woensdag uit school tot zondagavond 17.00 uur bij de vader
verblijven en de andere week van woensdagmiddag uit school tot vrijdagmiddag uit
school, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
Als voorwaardelijk zelfstandig verzoek te bepalen dat:
II. in het geval de zorgregeling wordt aangepast een zorgregeling vast te stellen
waarbij de vader de zorg voor de kinderen gemiddeld drie dagen per week heeft, alsmede
tijdens de helft van de vakanties en de feestdagen, althans een in goede justitie te
bepalen zorgregeling vast te stellen.
4.6
De moeder voert verweer en verzoekt het door de vader ingediende hoger beroep ongegrond te verklaren, de bestreden beschikking te bekrachtigen en het meer of anders verzochte af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
5.2
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat sprake is van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:377e BW. Niet alleen is gebleken dat de co-ouderschapsregeling sinds november 2020 niet meer wordt nagekomen, ook zijn de kinderen inmiddels onder toezicht van de GI gesteld.
5.3
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
Zorgregeling
5.4
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de zorgregeling, zoals vastgesteld in het ouderschapsplan, gewijzigd. De vraag die aan het hof voorligt is of het co-ouderschap gehandhaafd dient te worden of dat dit gewijzigd moet worden. De ouders zijn in 2015 een co-ouderschap overeengekomen. Sindsdien is er veel tussen de ouders gebeurd en zijn de ouders verwikkeld geraakt in een juridische strijd. De kinderen hebben daaronder te lijden gehad. De kinderen hebben tegen de gezinsvoogd gezegd dat zij last hebben van de spanningen tussen hun ouders en dat de destijds geldende co-ouderschapsregeling zorgde voor onrust.
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat co-ouderschap niet (meer) haalbaar is. Duidelijk is dat de communicatie tussen de ouders te wensen overlaat en zelfs slecht te noemen is. De ouders hebben weinig contact met elkaar. De communicatie over aangelegenheden die de kinderen betreffen verloopt meestal via e-mail of via de gezinsvoogd. Ondanks de inzet van hulpverlening (door de GI en door [naam4] ) is de verhouding tussen de ouders nog onvoldoende verbeterd. De GI voert aan dat niet te verwachten is dat de communicatie tussen de ouders nog wezenlijk zal verbeteren. Het hof heeft er dan ook onvoldoende vertrouwen in dat de relatie tussen de ouders op korte termijn zal verbeteren. De ouders houden zich op dit moment weliswaar grotendeels aan de gemaakte afspraken, maar het hof is mede naar aanleiding van hetgeen op de zitting naar voren is gebracht van oordeel dat er ten aanzien van de houding en het gedrag van de ouders meer nodig is voor een werkbaar co-ouderschap en dat een co-ouderschapsregeling zoals door de vader voorgesteld niet in het belang is van de kinderen.
De gezinsvoogd heeft geconstateerd dat de kinderen sinds de rechtbank de co-ouderschapregeling heeft gewijzigd meer rust en duidelijkheid ervaren en dat zij zich prettig voelen bij de huidige zorgregeling. De kinderen zijn op dit moment gebaat bij rust, stabiliteit en duidelijkheid. Het hof acht het van belang dat de huidige regelmaat in het leven van de kinderen blijft bestaan. Het hof volgt hierin het advies van de raad. De kinderen zijn dus gebaat bij de handhaving van de huidige zorgregeling. Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat een co-ouderschapsregeling niet (meer) passend is voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling niet wordt uitgevoerd en dat deze regeling is aangepast. De huidige reguliere zorgregeling houdt in dat de kinderen de ene week op woensdag uit school tot donderdag naar school bij de vader verblijven en de andere week van vrijdag na school tot zondag 17:00 uur. Deze regeling loopt naar behoren en partijen hebben op de zitting in hoger beroep desgevraagd te kennen gegeven dat de huidige reguliere zorgregeling, die feitelijk wordt uitgevoerd, in een beschikking kan worden vastgelegd, voor zover de verzoeken van de vader niet worden toegewezen.
Het hof acht de huidige tussen partijen overeengekomen reguliere zorgregeling in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en zal de beschikking van de rechtbank ten aanzien van de reguliere zorgregeling vernietigen en gezien de gewijzigde afspraken de huidige reguliere zorgregeling vastleggen. Ten aanzien van de vakanties en feestdagen overweegt het hof, nu daartegen geen verweer is gevoerd, dat deze bij helfte gedeeld dienen te worden, in onderling overleg, met dien verstande dat de regeling voor de zomervakantie zoals door de rechtbank is gegeven in stand blijft.
Hoofdverblijfplaats
5.6
Bij de bestreden beschikking is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij de moeder bepaald. In de grief 5 van de vader ligt besloten dat hij wenst dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] weer bij hem wordt bepaald. De moeder verzet zich daartegen.
5.7
Het hof is – gelet op de dossierstukken en het verhandelde ter terechtzitting – van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij de moeder dient te zijn. [de minderjarige2] verblijft op dit moment voornamelijk bij de moeder. Nu [de minderjarige2] feitelijk het grootste deel van de tijd bij de moeder verblijft acht het hof het in zijn belang zijn hoofdverblijfplaats bij haar vast te stellen.
Het vorenstaande brengt met zich dat het hof de beslissing van de rechtbank omtrent de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] zal bekrachtigen. In hoger beroep is niet gebleken van (nieuwe) feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel dienen te leiden.
Vervangende toestemming
5.8
De rechtbank heeft geoordeeld dat, nu de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij de moeder wordt bepaald, het in het belang van [de minderjarige2] is dat hij in die omgeving ook naar school
gaat. Het hof kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank die tot dat oordeel hebben geleid, neemt deze overwegingen na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne. In hetgeen de vader heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.
5.9
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 26 april 2021, voor zover het de reguliere zorgregeling betreft, en opnieuw beschikkende:
wijzigt de zorgregeling zoals die door de ouders in 2015 in het ouderschapsplan is overeengekomen en verdeelt de zorgtaken tussen de ouders aldus dat de kinderen bij de vader verblijven:
  • de ene week van woensdag uit school tot donderdag naar school;
  • de andere week van vrijdag na school tot zondag 17:00 uur;
  • de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg, met dien verstande dat de regeling voor de zomervakantie blijft zoals door de rechtbank is vastgesteld;
bekrachtigt de beschikking voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Weijers-van der Marck en is op 4 november 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.