Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
KMB,
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
4.De beoordeling in het incident
de rol van 2 maart 2021voor memorie van antwoord.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een schorsingsincident dat is ingediend door [appellant], die tevens h.o.d.n. [appellant] MKC is, tegen KMB Vastgoed B.V. De procedure betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, waarin [appellant] is veroordeeld tot ontruiming van een woning en een bedrijfsruimte. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 7 oktober 2020 geoordeeld dat [appellant] de woning en de loods moet ontruimen, met een dwangsom van € 500,- per dag bij niet-naleving. [appellant] heeft verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van dit vonnis, waarbij hij aanvoert dat hij zijn bedrijf zal moeten beëindigen en geen vervangende woonruimte kan vinden binnen de gestelde termijn.
Het hof heeft de vordering tot schorsing beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn vastgesteld door de Hoge Raad. Het hof concludeert dat de belangen van KMB, die de percelen heeft gekocht uit het faillissement van Hartman Kwekerijen B.V., zwaarder wegen dan die van [appellant]. Het hof heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter kunnen rechtvaardigen. De argumenten van [appellant] zijn niet voldoende onderbouwd en de vordering tot schorsing is afgewezen. De kosten van het incident worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.