Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, had het ouderlijk gezag over de minderjarige, die sinds 2018 niet meer bij haar woont. De minderjarige is sinds 2019 onder toezicht gesteld en is met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen, wat heeft geleid tot een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind.
Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de minderjarige vooropgesteld, zoals vastgelegd in het Verdrag inzake de rechten van het kind. Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om emotionele toestemming te geven voor de uithuisplaatsing van de minderjarige, wat heeft geleid tot een loyaliteitsconflict dat de ontwikkeling van het kind belemmert. De moeder heeft weliswaar de wens geuit om contact te hebben met de minderjarige, maar haar houding ten opzichte van de hulpverlening en de situatie heeft de samenwerking onder druk gezet.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het ouderlijk gezag van de moeder is beëindigd en de GI tot voogd is benoemd. Het hof benadrukt dat de minderjarige recht heeft op duidelijkheid over haar opvoedingsperspectief en dat het perspectief biedende gezinshuis de nodige rust en duidelijkheid kan bieden voor haar ontwikkeling.