Uitspraak
1.De Brass van Leeuwarden B.V.,
De Brass B.V.,
[appellante2] Beheer,
[appellant3],
[appellante4],
De Brass c.s.,
Hiltermann en ALC,
1.De verdere procedure bij het hof
2.Samenvatting
3.De vaststaande feiten
[appellant3] .
en [appellante4] ), een uittreksel van het kadaster en de aangifte IB 2015 van [appellant3] en [appellante4] , een kopie van het paspoort van [appellant3] en [appellante4] en een kopie van de ten name van De Brass B.V. staande bankpas.
e-mail aan [de zoon] @live.nl toegezonden, met in de cc het e-mailadres [appellant3] @live.nl.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellant3] en/of De Brass B.V., heeft gesloten en daarbij de handtekening van [appellant3] heeft vervalst.
[appellant3] op de in het geding zijnde documenten wel voor echt heeft gehouden. Het hof is van oordeel dat ALC ook redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat die handtekeningen van [appellant3] zelf afkomstig waren. Uit de stukken blijkt dat de overeenkomsten tot stand zijn gekomen door tussenkomst van een tussenpersoon, BGN. Deze tussenpersoon heeft de noodzakelijke gegevens verzameld en de identiteit van haar contractspartij(en) geverifieerd door middel van een legitimatiebewijs van [appellant3] en [appellante4] . Gelet hierop en gezien de aard van de verstrekte gegevens - waaronder ook andere persoonlijke documenten van [appellant3] en [appellante4] , zoals de aangifte IB van [appellant3] en [appellante4] en een verklaring van goed betaalgedrag van hypotheekverstrekker ABN AMRO ten gunste van [appellant3] en [appellante4] - mocht ALC er op vertrouwen dat de handtekeningen van [appellant3] zelf afkomstig waren. Tot een nadere identiteitsverificatie was ALC, anders dan De Brass c.s. menen met onder andere hun betoog over de elektronische handtekening, in dit geval niet gehouden. Het hof betrekt hierbij dat ook niet is gebleken, uit onderzoek van deskundigen of anderszins, dat de op de documenten voorkomende handtekeningen aanleiding gaven of hadden moeten geven tot een vermoeden van vervalsing.
[appellant3] en [appellante4] als hoofdelijk medeschuldenaren gebonden zijn aan nakoming van de verplichtingen uit de leaseovereenkomst. Dat de handtekening onder de akte hoofdelijk medeschuldenaarstelling van [appellante4] is, is niet in geschil. Voor zover [appellante4] in eerste aanleg als verweer heeft aangevoerd dat die handtekening onder invloed van dwaling is geplaatst, gaat het hof daaraan voorbij. Dat [appellante4] niet wist of begreep wat zij tekende, komt voor haar rekening en niet voor die van ALC/Hiltermann.