ECLI:NL:GHARL:2021:11266

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
200.289.381/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over loonvordering op basis van minimum-cao met betrekking tot achterstallig salaris en cao-verhogingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [eiser] tegen Copy Center Groningen B.V. inzake een loonvordering op basis van de Grafimedia-cao. [eiser] vordert achterstallig salaris over de periode van april 2017 tot en met februari 2020, vermeerderd met wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter had eerder de vorderingen van [eiser] afgewezen, omdat zijn loon al boven het cao-loon lag en hij een substantiële loonsverhoging had ontvangen. In hoger beroep betwist [eiser] deze afwijzing en stelt dat hij recht heeft op cao-verhogingen die niet zijn uitbetaald. Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat Copy Center onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verweer dat een bedrijfseigen regeling van toepassing was. Het hof wijst de vorderingen van [eiser] grotendeels toe, inclusief het achterstallige loon, wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke incassokosten. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Copy Center tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.289.381/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen 8023136)
arrest van 7 december 2021
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eiser in hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[eiser] ,
advocaat: mr. C. Uluman,
tegen
Copy Center Groningen B.V.,
gevestigd in Groningen,
gedaagde in hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Copy Center,
advocaat: mr. E. van Dijk.

1.De procedure bij de kantonrechter

1.1
Na tussenvonnissen van 29 oktober 2019 en 14 april 2020 heeft de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 10 november 2020 eindvonnis gewezen [1] .

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep van 18 januari 2021, hersteld bij dagvaarding van
28 januari 2021;
- de memorie van grieven met producties van [eiser] , van 4 mei 2021;
- de memorie van antwoord met een productie van Copy Center, van 27 juli 2021.
2.2
[eiser] heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid bij akte op de productie van Copy Center te reageren. Beide partijen hebben hun procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.

3.Waar gaat deze procedure over?

3.1
[eiser] heeft, na wijziging van eis, in de procedure bij de kantonrechter achterstallig salaris gevorderd over de periode vanaf april 2017 tot en met februari 2020, vermeerderd met wettelijke verhoging, en betaling van salaris van € 2.701,16 bruto per maand vanaf
1 maart 2020, met vakantietoeslag en overige emolumenten. Daarnaast maakt hij aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten, specificaties, wettelijke rente en proceskosten. Hij vindt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met loonsverhogingen op grond van de Grafimedia-cao.
3.2
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen omdat [eiser] al in 2016 een loon had dat boven het toenmalige cao-loon lag en omdat hij bovendien per 1 april 2016 een vaste substantiële loonsverhoging heeft gekregen. Daardoor heeft [eiser] gedurende de hele periode een hoger uurloon gekregen dan de cao, die een minimumkarakter heeft, aangeeft. [eiser] is in de proceskosten veroordeeld.
3.3
In hoger beroep vordert [eiser] dat het eindvonnis wordt vernietigd en dat zijn vorderingen alsnog worden toegewezen, met veroordeling van Copy Center in de kosten van de procedure bij de kantonrechter en de procedure in hoger beroep. Met twee grieven, die het hof samen zal bespreken, betwist hij de argumenten waarmee de kantonrechter de afwijzing heeft gemotiveerd.
3.4
Het hof wijst de vordering alsnog grotendeels toe en zal dat hieronder uitleggen, nadat eerst kort de feiten zijn vastgesteld.

4.Het oordeel van het hof

de feiten
4.1
[eiser] werkt sinds 2002 bij Copy Center als verkoopmedewerker. In september 2015 is een nieuwe arbeidsovereenkomst opgesteld. Daarin staat dat de Grafimedia-cao van toepassing is. De functie van [eiser] valt in functiefamilie 335, zwaarte D, van die cao. Zijn arbeidsduur bedraagt 36 uur per week.
4.2
De Grafimedia-cao is een minimum-cao zodat daarvan ten voordele van de werknemer mag worden afgeweken. Bepaalde cao-artikelen bieden de mogelijkheid bedrijfsspecifieke afspraken te maken. In artikel 2.2 van de cao staan de procentuele verhogingen van de feitelijke uurlonen gedurende de looptijd van de cao. Daarbij is bepaald dat bedrijfseigen regelingen worden gerespecteerd.
4.3
Het loon van [eiser] lag al vóór 1 april 2016 boven het cao-loon. Per 1 april 2016 heeft Copy Center het bruto uurloon van alle medewerkers verhoogd. Sindsdien ontving [eiser] € 16,03 bruto per uur, terwijl het maximum uurloon voor functie 335D volgens de cao per 1 februari 2020 € 15,34 bedroeg.
4.4
De cao bepaalt dat het feitelijk uurloon als volgt wordt verhoogd:
per 1 april 2017 1%
per 1 oktober 2017 1%
per 1 januari 2018 0,5%
per 1 februari 2019 € 0,35 bruto per uur
per 1 juni 2019 1%
per 1 februari 2020 € 0,36 bruto per uur
per 1 juni 2020 1%,
waarbij bedrijfseigen regelingen worden gerespecteerd.
Deze verhogingen heeft Copy Center niet betaald.
4.5
Daarnaast bepaalt de cao dat de werknemer per kalenderjaar recht heeft op een eenmalige bruto uitkering van 1%. [eiser] heeft de volgende bruto bedragen ontvangen:
- over 2016 € 322,01
- over 2017 € 324,15
- over 2018 € 324,15
- over 2019 € 324,15.
cao-loonsverhogingen en de bedrijfseigen regeling
4.6
[eiser] maakt aanspraak op de onder 4.4 vermelde cao-verhogingen van zijn bruto uurloon van € 16,03 en komt dan, berekend tot en met 1 februari 2020, uit op een tekort van € 2.891,37 bruto exclusief 8% vakantietoeslag.
4.7
Tegenover het argument van [eiser] , die zich erop beroept dat het om een minimum-cao gaat (zie hiervoor onder 4.2), beroept Copy Center zich er primair op dat zij in plaats van de cao-verhogingen een bedrijfseigen regeling heeft getroffen met het personeel door per 1 april 2016 een eenmalige loonsverhoging door te voeren die gunstiger was dan de verhoging per die datum volgens de cao.
Als dat verweer niet opgaat, voert Copy Center aan dat de berekening van [eiser] onjuist is. Tot en met februari 2020 komt Copy Center uit op € 2.176,84 bruto, waarvoor zij verwijst naar haar berekening in de kantonprocedure.
4.8
Het hof verwerpt het primaire verweer, omdat Copy Center onvoldoende heeft aangevoerd ter onderbouwing van dat (bevrijdende) verweer. De Grafimedia-cao stelt eisen aan de totstandkoming van bedrijfseigen regelingen, waaronder het vormvereiste in artikel 1.8.8 dat de afspraken op schrift staan, zoals ook is overwogen in de door [eiser] bij zijn memorie van grieven overgelegde uitspraak van dit hof van 13 april 2021 betreffende een collega van [eiser] [2] . Uit niets blijkt dat dat op schrift stellen in dit geval is gebeurd en alleen al daarom kan Copy Center geen beroep doen op de gestelde, maar door [eiser] betwiste, afspraak.
4.9
Subsidiair voert Copy Center aan dat [eiser] in zijn berekening een (doortikkende) rekenfout heeft gemaakt bij de loonsverhoging van € 0,35 per 1 februari 2019. Het loon over januari 2019 zou volgens [eiser] € 2.564,21 moeten zijn, en dan geldt voor februari 2019
(plus € 0,35) € 2.564,56 in plaats van € 2.618,81.
Deze kritiek is niet juist. Niet het maandloon wordt met in totaal 35 cent verhoogd, maar het uurloon. Het hof volgt dan ook de berekening van [eiser] in productie 5 bij zijn eiswijziging in eerste aanleg.
de jaarlijkse eenmalige uitkering volgens de cao
4.1
Volgens [eiser] heeft hij over de jaren 2016 tot en met 2019 aan eenmalige uitkering in totaal € 27,94 bruto te weinig ontvangen, gelet op het door hem berekende achterstallige loon. Copy Center heeft dit onderdeel van de vordering niet anders betwist dan met haar eigen, onjuiste, berekening van dat achterstallige loon. Daarmee is dit onderdeel van de vordering onvoldoende gemotiveerd betwist, en dus toewijsbaar.
de wettelijke verhoging
4.11
Omdat de grieven van [eiser] gegrond zijn, moet het hof alsnog de overige bezwaren tegen toewijzing van de vordering van [eiser] beoordelen, die Copy Center in de kantonprocedure heeft geuit (op grond van de ‘devolutieve werking van het hoger beroep’).
Copy Center heeft afwijzing van de gevorderde wettelijke verhoging over de onder 4.6 en 4.10 vermelde bedragen bepleit. Daartoe voert zij aan dat zij voorafgaande aan deze procedure niet tot betaling is aangesproken. De wet stelt voor verschuldigd worden van wettelijke verhoging echter geen andere eisen dan dat het verschuldigde salaris later wordt betaald dan in artikel 7:625 lid 1 BW is vastgelegd, en dat dit aan de werkgever is toe te rekenen. Bovendien is ook niet juist dat [eiser] voorafgaand aan de procedure geen buitengerechtelijke incasso-activiteiten heeft laten ondernemen, zoals blijkt uit de bijlagen
3 en 4 bij de dagvaarding in de kantonprocedure.
4.12
Het hof maakt wel gebruik van de ambtshalve bevoegdheid om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%, afgerond € 315,- bruto, omdat de te late betaling weliswaar onjuist is, maar de door Copy Center aangevoerde argumenten wel verdedigbaar waren.
de overige vorderingen
4.13
Uit wat hiervoor is overwogen volgt, dat de veroordeling tot betaling van salaris ter hoogte van € 2.701,16 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten vanaf 1 maart 2020 toewijsbaar is. Daarop strekt uiteraard in mindering het al vanaf die datum betaalde salaris. Ook toewijsbaar is de veroordeling tot verstrekking van gecorrigeerde bruto/nettospecificaties vanaf 1 april 2017 en aangepaste jaaropgaven. De gevraagde dwangsom wordt beperkt tot € 25,- per dag indien Copy Center daarmee in gebreke blijft vanaf veertien dagen na betekening van dit arrest. De dwangsom wordt aan een maximum gebonden van € 2.500,-.
Wettelijke rente over salaris dat op de datum van deze uitspraak achterstallig is, is verschuldigd vanaf het tijdstip van opeisbaarheid. Wettelijke rente over de wettelijke verhoging is verschuldigd vanaf 30 augustus 2019, de datum van dagvaarding.
4.14
Ook het bedrag van € 440,- aan buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen, nu [eiser] daarvoor voldoende heeft aangevoerd. Wettelijke rente hierover wordt toegekend vanaf de datum van dagvaarding.
4.15
Copy Center zal, als de in het ongelijk te stellen partij, alsnog worden veroordeeld in de proceskosten van de procedure bij de kantonrechter en de procedure in hoger beroep, waaronder het nasalaris, zoals in het dictum wordt bepaald. Het hof volgt Copy Center niet in haar opvatting dat [eiser] had behoren in te gaan op haar schikkingsaanbod waardoor kosten van hoger beroep onnodig zijn gemaakt omdat een plicht tot schikken niet bestaat. Ook volgt het hof Copy Center niet in haar stelling dat [eiser] in de werkelijke proceskosten van de procedure bij de kantonrechter moet worden veroordeeld omdat [eiser] zijn eis aanzienlijk heeft gewijzigd. Het hof is het volledig eens met het uitgebreid gemotiveerde afwijzende oordeel van de kantonrechter op dat punt onder 5.16 van het eindvonnis en neemt dat over.
Bij bepaling van de door Copy Center te betalen proceskosten van [eiser] in de kantonprocedure gaat het hof wel uit van de vermindering van eis. Voor de akte waarin die eis is verminderd wordt geen salaris toegekend.
de slotsom
4.16
De conclusie luidt dat het vonnis van de kantonrechter moet worden vernietigd.
Copy Center wordt veroordeeld tot betaling van:
- € 2.891,37 bruto achterstallig loon, berekend van april 2017 tot en met februari 2020, nog te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en € 27,94 bruto eenmalige uitkering en de wettelijke rente daarover vanaf de verschillende data van opeisbaarheid;
- salaris van € 2.701,16 bruto per maand met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten vanaf 1 maart 2020, met wettelijke rente over het tot heden te weinig betaalde salaris vanaf de datum van opeisbaarheid;
- € 315,- bruto wettelijke verhoging met wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2019;
- € 440,- buitengerechtelijke incassokosten met wettelijke rente vanaf 30 augustus 2019.
Verder wordt de vordering tot afgifte van specificaties toegewezen met een aangepaste dwangsom en Copy Center wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.
4.17
De proceskosten aan de kant van [eiser] worden als volgt vastgesteld:
- voor de procedure bij de kantonrechter € 104,54 kosten van dagvaarding, € 236,- griffierecht (gebaseerd op de verminderde vordering) en € 360,- salaris gemachtigde
(1,5 punt x € 240,-) en
- voor de procedure in hoger beroep € 108,69 kosten van dagvaarding, € 338,- griffierecht en € 787,- voor salaris van de advocaat (1 punt, tarief I).

5.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Groningen van 10 november 2020 en doet opnieuw recht:
- veroordeelt Copy Center om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
a. € 2.891,37 bruto achterstallig loon, berekend vanaf april 2017 tot en met februari 2020, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en € 27,94 bruto eenmalige uitkering, met wettelijke rente daarover vanaf de data van opeisbaarheid;
b. salaris van € 2.701,16 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en overige emolumenten, vanaf 1 maart 2020, met wettelijke rente over het tot heden te weinig betaalde salaris vanaf de data van opeisbaarheid;
c. € 315,- bruto wettelijke verhoging met wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2019;
d. € 440,- wegens buitengerechtelijke incassokosten, met wettelijke rente vanaf 30 augustus 2019;
- veroordeelt Copy Center tot afgifte van bruto/netto-specificaties met betrekking tot betaalde en te betalen bedragen vanaf 1 april 2017 en gecorrigeerde jaaropgaven over 2017, 2018 en 2019, op straffe van een dwangsom van € 25,- per dag voor iedere dag dat Copy Center na veertien dagen na betekening van dit arrest met afgifte in gebreke blijft, tot een maximum van € 2.500,-;
- veroordeelt Copy Center in de proceskosten van de kantonprocedure en de procedure in hoger beroep, aan de kant van [eiser] tot op heden vastgesteld op:
€ 104,54 kosten van dagvaarding,
€ 236,- griffierecht en
€ 360,- salaris gemachtigde (1,5 punt x € 240,-) voor de procedure bij de kantonrechter;
€ 108,69 kosten van dagvaarding,
€ 338,- griffierecht en
€ 787,- voor salaris van de advocaat (1 punt, tarief I) voor de procedure in hoger beroep;
- verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, O.E. Mulder en W.P.M. ter Berg en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
7 december 2021.