Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellante1] ,
[appellanten] c.s.,
en afzonderlijk:
[appellante1] , [appellant2] , [appellante3] en [appellant4],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden] c.s.,
en afzonderlijk
: [geïntimeerde1] , [geïntimeerde2] , [geïntimeerde3] en [geïntimeerde4],
1.Het geding in eerste aanleg
25 maart 2020 dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- het arrest van 29 december 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- € 115.572,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 februari 2019,
- € 4.550,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 februari 2019,
- de proceskosten in beide instanties.
3.Waar deze procedure over gaat
4.De vaststaande feiten
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
6.De motivering van de beslissing in hoger beroep
a) ten onrechte heeft de rechtbank de verrekenafspraken aangemerkt als in strijd met de goede zeden;
b) ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat bij de bepaling van de overwaarde van de woning als stichtingskosten een bedrag van € 245.437,- in aanmerking moet worden genomen en niet het in de samenlevingsovereenkomst vastgelegde lagere bedrag van
€ 226.900,-.
1993-2003 zijn aangewend, maar op zichzelf valt (bepaald) niet uit te sluiten dat [naam1] daarmee ook het belang van [de erflaatster] heeft willen dienen. In dat verband wordt opgemerkt dat [de erflaatster] in ieder geval op de levensverzekering bij Nationale Nederlanden ook als verzekerde is vermeld.
Daarmee zijn de vorderingen van [appellanten] c.s. echter nog niet toewijsbaar. Daarvoor moet worden nagegaan of andere verweren die [geïntimeerden] c.s daartegen hebben aangevoerd slagen (de devolutieve werking van het hoger beroep).
(art. 3:34 BW), misbruik van omstandigheden en/of bedrog (art. 3:44) en/of dwaling
(art. 6:228 BW). De stelling van [appellanten] c.s. dat het beroep op de vernietigbaarheid is verjaard faalt, omdat het beroep wordt gedaan bij wijze van verweer en daarvoor geen verjaringstermijn geldt (art. 3:51 lid 3 BW).
[geïntimeerden] c.s. hebben in dat verband aangevoerd dat [de erflaatster] in 2010, ten tijde van de ondertekening van de samenlevingsovereenkomst en het testament, haar wil al niet meer goed kon bepalen vanwege dementie. Zij beroepen zich daarvoor op een rapport van de door hen ingeschakelde (partij)deskundige prof. [naam4] .
6.12 Het beroep op misbruik van omstandigheden faalt eveneens.
Van misbruik van omstandigheden kan sprake zijn als iemand een ander beweegt tot danwel niet weerhoudt van het verrichten van een rechtshandeling, terwijl hij weet dat die ander de rechtshandeling wil aangaan door bijzondere omstandigheden, zoals een abnormale geestestoestand, en hij op grond van wat hij daarover weet die ander daarvan had moeten weerhouden. [geïntimeerden] c.s. hebben zich ook in dat verband beroepen op de beweerdelijke dementie van [de erflaatster] . Voor dat beroep geldt echter op vergelijkbare wijze wat hiervoor is overwogen in het kader van het beroep op wilsontbreken (rov. 6.9 tot en met 6.11).
3 maart 2009, bezien ook in samenhang met andere verklaringen van [geïntimeerden] c.s., wel steun biedt voor de stelling dat [de erflaatster] de verrekenstaten niet wilde tekenen. Dat is echter niet voldoende voor een aanname dat de ondertekening ook heeft plaatsgevonden door misbruik van omstandigheden (of bedreiging en/of dwang). Ook daarvoor geldt dat de ondertekening van de verrekenstaten (ook) heeft plaatsgevonden toen dementie nog niet in beeld was en [de erflaatster] dus haar wil nog volledig kon bepalen. Goed denkbaar is dat [de erflaatster] om redenen die nu
Ook dat verweer passeert het hof.
7.De slotsom
8.De beslissing
25 maart 2020 en doet opnieuw recht;
- € 115.572,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening;
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening;
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2020 tot de dag van algehele voldoening;