ECLI:NL:GHARL:2021:11650

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
200.241.736
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van registergoederen uit nalatenschap van grootouders

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om de verdeling van registergoederen die behoren tot de nalatenschap van de grootouders van de betrokken partijen. De zaak is een vervolg op eerdere uitspraken van de rechtbank 's-Hertogenbosch en de Hoge Raad, waarbij de verdeling van onroerende zaken aan de orde was. De betrokken partijen zijn de erven van verschillende overledenen, waaronder wijlen [naam1], [erflater1], [erflater2], en [erflaatster3]. De zaak betreft de waardering en toedeling van diverse onroerende zaken, waaronder woningen en landbouwgrond, die aan de verschillende erfgenamen moeten worden verdeeld. Het hof heeft deskundigen ingeschakeld om de waarde van de onroerende zaken te bepalen op basis van de situatie in 2003. De deskundige heeft verschillende waarderingen gepresenteerd, rekening houdend met de staat van de onroerende zaken, eventuele pachtverhoudingen en andere relevante factoren. Het hof heeft de waarderingen van de deskundige gevolgd en de onroerende zaken toegewezen aan de verschillende erven, waarbij ook rekening is gehouden met over- en onderbedeling. De beslissing van het hof houdt in dat de erven [erflater1] en [erflater2] bedragen moeten betalen aan de notaris voor de afwikkeling van de nalatenschap. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.241.736/01
(zaaknummer rechtbank ’s-Hertogenbosch 92/2320)
(zaaknummer gerechtshof ’s-Hertogenbosch C9700943/HE)
(zaaknummer Hoge Raad C04/025HR)
arrest van 21 december 2021
in het geding zoals verwezen naar dit hof bij arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2005
inzake
a. wijlen [naam1] ( [naam1] ) en zijn kinderen

1.[naam1] (overleden),

laatst gewoond hebbende te [woonplaats1] ,
hierna: [naam1] ,
2. [naam2],
wonende te [woonplaats1] ,
hierna: [naam2] ,

3. [naam3] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna: [naam3] ,
advocaat: mr. P.C.A. van Baaren
tegen:
b. de kinderen van wijlen [erflater1] (hierna: [erflater1] )

4.[naam4] ,

wonende te [woonplaats2] ,
hierna: [naam4] ,

5.[naam5] ,

wonende te [woonplaats3] ,
hierna: [naam5] ,

6.[naam6] ,

wonende te [woonplaats4] ,
hierna: [naam6] ,

7.[naam7] ,

wonende te [woonplaats5] ,
hierna: [naam7] ,

8.[naam8] ,

wonende te [woonplaats6] ,
hierna: [naam8] ,
de advocaat van de kinderen van [erflater1] heeft zich onttrokken
c. wijlen [erflater2] ( [erflater2] ) en zijn kinderen

9.[erflater2] (overleden),

laatst gewoond hebbende te [woonplaats1] ,
hierna: [erflater2] ,
voor wie in de plaats treden zijn dochters:

10.[naam10] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna: [naam10] ,

11.[naam11] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna: [naam11] ,
advocaat: mr. C. Hokken,
d. wijlen [erflaatster3]

12.[erflaatster3] (overleden)

laatst gewoond hebbende te [woonplaats6] ,
hierna: [erflaatster3] ,
advocaat: voorheen mr. P.J.A. van de Laar,
e. wijlen [erflaatster4]

13.[erflaatster4] (overleden),

laatst gewoond hebbende te [woonplaats6] ,
hierna: [erflaatster4] ,
advocaat: voorheen mr. P.J.A. van de Laar,
f. wijlen [erflater4] en zijn weduwe en kinderen

14.[erflater4] (overleden)

laatst gewoond hebbende te [woonplaats6] ,
hierna: [erflater4] ,

15.[naam15] ,

wonende te [woonplaats6] ,
weduwe van [erflater4] ,
hierna: [naam15] ,

16.[naam16] ,

wonende te [woonplaats6] ,
hierna: [naam16] ,

17.[naam17] ,

wonende te [woonplaats6] ,
hierna: [naam17] ,

18.[naam18] ,

wonende te [woonplaats6] ,
hierna: [naam18] ,
advocaat: mr. P.C.A. van Baaren.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1
Het hof neemt de inhoud van de tussenarresten van 10 maart 2020 en 23 maart 2021 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het rapport van de deskundige ir. M.F.M. Jansen RT, verbonden aan MNP Advies in Reek ingekomen op 26 juli 2021 ;
- de memorie na deskundigenbericht van [naam10] en [naam11] (erven [erflater2] );
- de memorie na deskundigenbericht verwijzing van [naam2] en [naam3] (erven [naam1] ); [naam16] , [naam17] , [naam18] en [naam15] (erven [erflater4] ).
1.3
Vervolgens zijn de aanvullende stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere motivering van de beslissing na verwijzing

2.1
Deze zaak betreft de verdeling van de volgende onroerende zaken die behoren tot de nalatenschappen van de (groot)ouders van partijen:
woonhuis aan de [adres1] met tuin, kadastraal bekend gemeente Sint Oedenrode sectie [Y] nummer [nummer1] , groot 7.87 are;
een perceel weiland gelegen aan de [adres2] te Sint Oedenrode, kadastraal bekend gemeente Sint Oedenrode, sectie [Y] nummer [nummer2] , groot 2.76.70 hectare;
een perceel bouwland gelegen aan de [adres3] te [woonplaats1] , kadastraal bekend ge-meente Schijndel sectie [Z] nummer [nummer3] , groot 66.70 are;
een boerderijtje met erf- bouw- en weiland, [adres4] in [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijndel sectie [Z] nummer [nummer4] , groot 1.15.80 hectare;
en perceel bouwland aan de [adres5] te [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie [Z] nummer [nummer5] , groot 1.78.50 hectare;
een perceel cultuurgrond aan de [adres6] in [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie [Z] nummer [nummer6] , groot 1.21.50 hectare;
weg en cultuurgrond aan de [adres6] in [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijn-del, sectie [Z] nummer [nummer7] , 53.50 are;
cultuurgrond aan de [adres3] in [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie [Z] nummer [nummer8] , groot 73.20 are.
De onroerende zaken onder c, e, f, g, en h zijn toegedeeld en geleverd aan [erflater2] . Ook de onroerende zaak onder d is toegedeeld aan [erflater2] , maar nog niet geleverd. De onroerende zaak onder b is toegedeeld aan de erfgenamen van [erflater1] ; niet is gebleken dat deze onroerende zaak ook al aan hen is geleverd. De onroerende zaak onder a moet worden verkocht en de netto-opbrengst moet worden verdeeld onder de deelgenoten (rov. 2.6 en 2.9 van het tussenarrest van 10 maart 2020).
de vragen aan de deskundige
2.2
Uit rov. 2.17 van het tussenarrest van 20 maart 2020 volgt dat het hof alleen nog de waarde van de onroerende zaken onder b-h op 23 september 2003 moet bepalen en de daaruit resulterende over- en onderbedeling moet vaststellen. Het hof heeft voor de bepaling van de waarde van de onroerende zaken een deskundige benoemd, ir. M.F.M. Jansen RT, verbonden aan MNP Advies in Reek met de opdracht de volgende vragen te beantwoorden:
Wat was de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur/pacht en gebruik van de onroerende zaken onder b-h op 23 februari 2003?
Voor zover blijkt van huur, pacht of ander gebruik op 23 februari 2003 wat was de onderhandse verkoopwaarde met inachtneming van die huur, pacht of ander gebruik?
Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
de beantwoording van de vragen door de deskundige
2.3
De deskundige heeft die vragen in zijn rapport beantwoord. Het hof geeft in het volgende overzicht de door hem geschatte waarden in verband met de vragen a en b weer en vermeldt daarnaast de waarden die het hof ’s-Hertogenbosch in zijn arrest van 23 september 2003 heeft gehanteerd. De bedragen zijn telkens in euro’s vermeld.
Welk registergoed
waarde vraag a
Waarde vraag b
Waarde hof 2003
b
120.5
120.5
101.190,31
c
26.7
20
14.755,23
d (1): 55.80 are
d (2): 19.80 are
d (3): 40.20 are
25.8
283.5
18.5
19.35
198.5
18.5
170.951,71 (pachtvrij)
162.595,80 (niet pachtvrij)
e
72.1
54
40.155,63
f
5.35
12
10.987,65
g
12.15
5.35
4.014,32
h
29.3
22
16.193,15
Het hof merkt op dat de deskundige in zijn tabellen bij de finale waardering op de pagina’s 38-39 van zijn rapport bij de onroerende zaak onder f per abuis de waarde van de onroerende zaak onder g en andersom heeft vermeld. Die vergissing is in de bovenstaande tabel gecorrigeerd.
De deskundige heeft de volgende toelichting in zijn rapport gegeven :
“Voor zover taxateur kan beoordelen op basis van de verstrekte informatie en zijn onderzoek is er voor de objecten c, e en h nog sprake van pacht op de peildatum. Voor de regulier verpachte gronden geldt een waardedruk omdat er een voorkeursrecht van koop geldt voor de zittende pachter en omdat een potentiële koper (indien de pachter van het voorkeursrecht afziet) niet kan gebruiken maar de rechten van de pachter moet respecteren. Anderzijds heeft de pachter reeds in 1996/1997 een voorstel gedaan om de pacht te beëindigen in ruil voor de vrije beschikking over het met het verpachte verbonden melkquotum. Er is geen informatie beschikbaar dat de eigenaar op dit voorstel is ingegaan. In het procesdossier wordt door de eigenaar juist betoogd dat dit niet het geval is. Nu er geen verder informatie beschikbaar is over de beëindiging van de pacht veronderstelt taxateur dat de pachtovereenkomst met [naam19] nog steeds geldig was op peildatum. Taxateur sluit in deze dan aan bij de door [naam20] en [naam21] toegepaste waarde van 75% van de waarde in vrije staat.
(…)
Voor het object d geldt dat een deel van de landbouwgrond ter grootte van 0.55.80 hectare verpacht is. De overige landbouwgrond van dit perceel is niet verpacht danwel zou vrij van pacht geleverd kunnen worden. Partijen hebben geen pachtovereenkomst kunnen of willen overleggen. Taxateur gaat er daarom van uit dat een redelijk handelend eigenaar de gronden niet langdurig zal verpachten en wellicht zal verpachten op basis van eenmalige pachtovereenkomst. In dat geval is geen sprake van een waardedruk zoals hiervoor genoemd bij regulier verpachte gronden.
(…)
Voor de objecten b, f en g geldt dat deze percelen niet regulier verpacht waren en vrij ter beschikking zijn aan kopers.”
Voor d (2) merkt de deskundige op:
“Taxateur houdt dus rekening met een verkoop in gekraakte staat waarbij de koper rekening moet houden met een object dat niet vrij ter beschikking is en waarbij kosten en tijd gemoeid zijn om het perceel beschikbaar te verkrijgen. Een waardedruk van 30% van de vrije verkoopwaarde wordt aannemelijk geacht.”
de kritiek van [naam10] en [naam11] op de bevindingen van de deskundige
2.4
[naam10] en [naam11] kunnen zich niet geheel vinden in de waardering door de deskundige van de objecten d (2) en d (3). Zij vinden dat de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur, pacht of ander gebruik van object d (2) € 219.488 is en de onderhandse verkoopwaarde rekening houdend met huur, pacht of ander gebruik van dat object d (2) € 98.769,61 is. Zij vinden dat de onderhandse verkoopwaarde rekening houdend met huur, pacht of
ander gebruik van object d (3) € 13.875 is. Het hof zal hierna de opmerkingen van [naam10] en [naam11] over de schatting van de waarde van de objecten d (2) en d (3) bespreken en beoordelen. Daarbij zal het hof beginnen met d (3).
opmerkingen [naam10] en [naam11] over object d (3)
2.5
De deskundige heeft ten aanzien van object d (3) het volgende in zijn nota naar aanleiding van reacties van partijen (bijlage XI bij het deskundigenrapport) opgemerkt:
“Betreffende de grond achter de boerderij was in de taxatie van 1997 duidelijk dat er geen sprake was van pacht. Voor het jaar 2003 is duidelijk dat de grond werd gebruikt voor de teelt van gewassen. Het is om die reden aannemelijk dat de gronden ook in 2003 werden verpacht of anderszins in gebruik gegeven aangezien de eigenaar deze grond niet zelf bewerkte. Het is niet aannemelijk dat een redelijk handelend eigenaar een reguliere pachtovereenkomst is aangegaan na 1997 aangezien dit een waardedruk veroorzaakt vanwege de bijbehorende rechtsbescherming van de pachter en het voorkeursrecht voor de pachter. In die periode was het gebruikelijk om in dergelijke omstandigheden een 'eenmalige pachtovereenkomst" aan te gaan conform artikel 70f lid5 van de Pachtwet. De pacht kon dan per periode van ca. één jaar afgesloten worden zodat de grond indien gewenst per bijvoorbeeld 1 januari van het volgende jaar weer vrij van pacht zou zijn. Deze contracten werden dan jaarlijks opnieuw overeengekomen tussen eigenaar en pachter. Gronden die op een dergelijke wijze verpacht werden, werden verkocht tegen de een onderhandse verkoopwaarde in vrij opleverbare staat.”
En in zijn rapport op bladzijde 38:
“(…) Partijen hebben geen pachtovereenkomst kunnen of willen overleggen. Taxateur gaat er daarom van uit dat een redelijk handelend eigenaar de gronden niet langdurig zal verpachten en wellicht zal verpachten op basis van eenmalige pachtovereenkomst. In dat geval is geen sprake van een waardedruk zoals hiervoor genoemd bij regulier verpachte gronden.”
[naam10] en [naam11] vinden dat ook bij object d (3) rekening moet worden gehouden met een waardedruk van 75%. Het hof zal de waardering van de deskundige volgen. De motivering van de deskundige is overtuigend. [naam10] en [naam11] hebben geen gegevens verschaft waaruit volgt dat object d (3) regulier was verpacht. De overgelegde sommatie aan [naam19] om pacht te betalen (productie 20 bij de memorie na deskundigenbericht) dateert uit 1998 en bevat geen aanknopingspunten voor de aard van het gebruik van object d (3) op de peildatum.
opmerkingen [naam10] en [naam11] over object d (2)
2.6
De deskundige heeft de waarde van object d (2) geschat op € 283.500 respectievelijk € 198.500. [naam10] en [naam11] hebben de volgende punten van kritiek op de schatting van de waarde door de deskundige:
 de deskundige had moeten uitgaan van de waarde van de grond en niet van de waarde van de opstal en had niet de referentiemethode, maar de indexatiemethode moeten toepassen;
 de deskundige heeft onvoldoende rekening gehouden met de aanwezigheid van een olietank;
 de deskundige stelt geheel ten onrechte dat het erf 800 m2 bedraagt in plaats van 1980 m2;
 de deskundige had het waarde drukkend effect van kraken op 55% moeten bepalen.
[naam10] en [naam11] vinden dat moet worden uitgegaan van de geïndexeerde waarde van € 219.488,03. De onderhandse verkoopwaarde waarbij wel rekening wordt gehouden met huur, pacht of ander gebruik van het boerderijtje stellen zij vast op maximaal € 98.769,61 (dit is de geïndexeerde waarde minus het waarde drukkend effect van het kraken).
2.7
Ook hier zal het hof de waardering van de deskundige volgen. De motivering van de deskundige is overtuigend. Hij heeft in zijn rapport uitgebreid zijn bevindingen toegelicht. Hij heeft al eerder op deze punten van kritiek van [naam10] en [naam11] gereageerd (zie bijlagen X en XI bij het deskundigenrapport). Naar zijn opmerkingen over de olietank, de toegepaste methoden en de omvang van het erf wordt verwezen naar wat daarover in het rapport en de daarbij horende bijlagen is geschreven. De deskundige merkt over d (2) in zijn rapport verder nog op:
“Voor het deel van object d dat in gebruik is als erf inclusief de woning [adres4] en
bijgebouwen geldt dat dit deel van het object op peildatum gekraakt was. Verwijzend naar hetgeen omschreven is onder 3.4. gaat taxateur uit van een aanzienlijke waardedruk door de kraak-situatie. Naar oordeel van taxateur is de waarde van een gekraakt object ten opzichte van een object in vrij opleverbare staat sterk afhankelijk van het object en de casus. Duidelijk is wel dat de waarde van een object lager zal zijn in geval het verkocht wordt terwijl het object gekraakt is. De redenen voor de lagere waarde zijn:
• schade onder meer ontstaat doordat het gekraakte pand niet zelden verwaarloosd of zelfs vernield wordt en schade vaak niet te verhalen is in verband met het anoniem opereren van krakers;
• het geld en tijd kost om krakers via gerechtelijke procedures uit een pand te krijgen;
• het wachten op ontruiming wederom tijd vergt;
• een gekraakt pand moeilijk te verkopen is en zo in waarde daalt;
• het pand niet of nauwelijks te verzekeren is;
• de bonafide eigenaar niet zelden als speculant, huisjesmelker of witwasser in een kwaad
daglicht wordt gesteld en tot slot
• het lastiger is om concrete plannen te maken voor een gekraakt pand, hetgeen de gang naar de civiele rechter bemoeilijkt
Taxateur overweegt hierbij nog het volgende. De waarde van de woning aan de [adres4] wordt voornamelijk bepaald door het feit dat het planologisch juridisch mogelijk is om ter plaatse een woning op te richten en te bewonen. De waarde van het gebouw is op peildatum erg laag. Ook in de taxatie van [naam20] wordt al gesteld:
"Het boerderijtje verkeert in een slechte staat en is zonder grondige renovatie niet meer geschikt voor bewoning. Herbouw is een betere optie"
Het gevolg is dat het kraken in deze casus geen of nauwelijks gevolgen heeft in de zin dat er schade aan het pand of de bijgebouwen wordt veroorzaakt. Het ligt in de rede dat een beoogde koper het gehele pand gaat herbouwen danwel grondig gaat renoveren. Dit schade-aspect van het kraken vervalt. Taxateur houdt dus rekening met een verkoop in gekraakte staat waarbij de koper rekening moet houden met een object dat niet vrij ter beschikking is en waarbij kosten en tijd gemoeid zijn om het perceel beschikbaar te verkrijgen. Een waardedruk van 30% van de vrije verkoopwaarde wordt aannemelijk geacht. Taxateur overweegt daarbij dat kraken nog niet strafbaar was in 2003. Daarnaast overweegt taxateur dat de waardedruk niet alleen wordt veroorzaakt door de kosten en inspanningen die gemaakt moeten worden om het pand vrij van krakers te maken maar ook doordat veel kopers zullen afhaken indien zij geconfronteerd worden met een dergelijke situatie.”
beslissing hof over de waarde
2.8
Het hof volgt de waardering van de onroerende zaken onder b-h door de deskundige en zijn bevindingen over het gebruik daarvan op de peildatum en het effect daarvan op de waarde.
Het hof stelt de waarde van de onroerende zaken onder b-h op 23 september 2003 vast als volgt:
b. een perceel weiland gelegen aan de [adres2] te [woonplaats6] , kadastraal bekend gemeente Sint Oedenrode, sectie [Y] nummer [nummer2] , groot 2.76.70 hectare
gebruik op de peildatum: niet regulier verpacht
waarde: € 120.500
c. een perceel bouwland gelegen aan de [adres3] te [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats1] sectie [Z] nummer [nummer3] , groot 66.70 are;
gebruik op de peildatum: verpacht
waarde: € 20.000
d. een boerderijtje met erf- bouw- en weiland, [adres4] in [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijndel sectie [Z] nummer [nummer4] , groot 1.15.80 hectare;
d (1) 55.80 are
gebruik op de peildatum: verpacht
waarde: € 19.350
d (2) 19.80 are
gebruik op de peildatum: gekraakt
waarde: € 198.500
d (3) 40.20 are
gebruik op de peildatum: niet regulier verpacht
waarde: € 18.500
e. een perceel bouwland aan de [adres5] te [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie [Z] nummer [nummer5] , groot 1.78.50 hectare;
gebruik op de peildatum: verpacht
waarde: € 54.000
f. een perceel cultuurgrond (bos) aan de [adres6] in [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie [Z] nummer [nummer6] , groot 1.21.50 hectare;
gebruik op de peildatum: niet verpacht
waarde: € 12.150
g. weg en cultuurgrond (bos) aan de [adres6] in [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie [Z] nummer [nummer7] , 53.50 are;
gebruik op de peildatum: niet verpacht
waarde: € 5.350
h. cultuurgrond aan de [adres3] in [woonplaats1] , kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie [Z] nummer [nummer8] , groot 73.20 are
gebruik op de peildatum: verpacht
waarde: € 22.000
beslissing hof over de onder- of overbedeling
2.9
In deze procedure na verwijzing is niet meer de toedeling van de onroerende zaken in het eindarrest van Hof ’s-Hertogenbosch van 23 september 2003 in geding (rov. 2.15 van het tussenarrest van 20 maart 2020).
2.1
Het hof ’s-Hertogenbosch heeft de onroerende zaak onder b toegedeeld aan de erfgenamen van [erflater1] tegen een waarde van € 101.190,31 (ƒ 222.994,10).
Die toedeling dient nu te geschieden tegen een waarde van € 120.500. Het verschil tussen beide waarden is (afgerond) € 19.310.
2.11
Het hof ’s-Hertogenbosch heeft de onroerende zaken onder c-h toegedeeld aan [erflater2] tegen de volgende waarden:
 c tegen een waarde van € 14.755,23 (ƒ 32.516,25)
 d tegen een waarde van € 170.951,71 (pachtvrij) of € 162.595,80 (niet pachtvrij);
 e tegen een waarde van € 40.155,63 (ƒ 88.491.37);
 f tegen een waarde van € 10.987,65 (ƒ 24.213,60);
 g tegen een waarde van € 4.014,32 (ƒ 8.846,40) , en
 h tegen een waarde van € 16.193,15 (ƒ 35.685) ;
Het totaal daarvan is € 257.057,69 (d pachtvrij) of € 248.701,78 .
Die toedeling is nu geschied tegen een waarde van in totaal € 349.850.
Het verschil tussen beide totaalwaarden is € 92.792,31 (situatie arrest hof ’s-Hertogenbosch niet pachtvrij) en € 101.148,,22 (situatie arrest hof ’s-Hertogenbosch niet pachtvrij).
2.12
De ‘onverdeeldheid’ tussen de zes staken is samengesteld als volgt:
de onroerende zaak onder b voor een waarde van € 120.500
de vergoeding gebruik daarvan van 1974 tot 21 december 1990 € 11.390,97
de huursommen voor de onroerende zaken onder h en e € 11.435,26
de onroerende zaken onder c-h voor een waarde van € 349.850
toedeling bate aan erven [naam1] (
f13.500) € 6.126
toedeling bate aan erven [erflater4] (
f6.275,60)
€ 2.847,75
totaal € 502.149,98.
De baten die aan de erven [naam1] en de erven [erflater4] zijn toegedeeld zijn vermeld in het arrest van hof ’s-Hertogenbosch van 23 september 2003 (rov, 20.8.3 en 20.8.4).
Het hof zal ook de kosten voor deskundige ten bedrage van € 8.868,80 die zijn voorgeschoten door [naam10] en [naam11] bij de afwikkeling betrekken. Het hof is van oordeel dat deze kosten door iedere staak voor 1/6e moeten worden gedragen. Dat betekent dat het saldo van de ‘onverdeeldheid’ is: € 502.149,98 -/- € 8.868,80 = € 493.281,18. Iedere staak heeft recht op 1/6e daarvan of € 82.213,53.
Aan de erven [erflater1] is in geld uitgedrukt toegedeeld: € 143.326,23 . Zij hebben recht op € 82.213,53 en zijn overbedeeld voor € 61.112,70.
Aan de erven [erflater2] is in geld uitgedrukt toegedeeld: € 349.850 -/- € 8.868,80 of € 340.981,20. Zij hebben recht op € 82.213,53 en zijn overbedeeld voor € 258.767,67.
Aan de erven [naam1] is in geld uitgedrukt toegedeeld: € 6.126. Zij hebben recht op € 82.213,53. Zij zijn onderbedeeld voor € 76.087,53.
Aan de erven [erflater4] is in geld uitgedrukt toegedeeld: € 2.847,75. Zij hebben recht op € 82.213,53. Zij zijn onderbedeeld voor € 79.365,78.
Aan (de erven) [erflaatster3] en (de erven) [erflaatster4] is nog niets toegedeeld. Zij zijn ieder onderbedeeld voor € 82.213,53.
2.13
Het hof zal bepalen dat de erven [erflater1] en de erven [erflater2] de door ieder van hen verschuldigde bedragen wegens overbedeling moeten betalen aan de opvolgster van notaris mr. R.H.J.F.M. Duijkers, die nog in het arrest van het hof ’s-Hertogenbosch is genoemd, maar die op 31 december 2000 is gedefungeerd. Zijn opvolgster is mr. E.M. van Rosmalen-van der Stelt, notaris in Sint-Oedenrode. De notaris zal dan het aan ieder van de staken toekomende bedrag betalen. Het komt erop neer dat de erven [erflater1] en de erven [erflater2] aan de notaris bedragen betalen van € 61.112,70 respectievelijk € 258.767,670. Dat is in totaal € 319.880,37. De notaris kan vervolgens betalen aan:
de erven [naam1] € 76.087,53,
de erven [erflater4] . € 79.365,78
de erven [erflaatster3] € 82.213,53
de erven [erflaatster4]
€ 82.213,53
totaal € 319.880,37
2.14
Het hof zal de vorderingen van [naam10] en [naam11] ten aanzien van gebruiksvergoedingen of huursommen die betaald zouden moeten worden door de erven [erflater1] voor het gebruik van het onroerend goed onder b niet beoordelen. Deze vorderingen gaan de grenzen van de rechtsstrijd na verwijzing in cassatie te buiten.
2.14
Het hof zal de proceskosten compenseren, omdat deze zaak een langdurige procedure over de afwikkeling van de nalatenschappen van de grootouders van partijen betreft.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep na verwijzing:
bekrachtigt de onder rolnummer 92/2320 gewezen vonnissen van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 10 september 1993, 13 januari 1995, 1 december 1995 en 7 maart 1997;
vernietigt het onder dit rolnummer gewezen vonnis van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 18 juli 1997, maar alleen de beslissingen onder Ii, Iii, Ivii en Iviii;
doet in zoverre opnieuw recht:
deelt toe aan:
A. de erven [erflater1] :
  • de onroerende zaak onder b voor een waarde van € 120.500
  • de vergoeding gebruik daarvan van 1974 tot 21 december 1990 € 11.390,97
  • de huursommen voor de onroerende zaken onder h en e € 11.435,26
B. de erven [erflater2] :
de onroerende zaken onder c-h voor een waarde van € 349.850
C. de erven [naam1] :
huursommen betreffende de onroerende zaken onder h en e: € 6.120
D. de erven [erflater4] :
een vergoeding voor het gebruik van de onroerende zaak onder b: € 2.847,75
bepaalt dat de kosten voor de deskundige van € 8.868,80 worden gedragen door ieder van de staken voor 1/6e;
bepaalt dat de erven [erflater1] en de erven [erflater2] de in 2.13 vermelde bedragen betalen die zij wegens overbedeling zijn verschuldigd binnen twee weken na dagtekening van dit arrest betalen aan mr. E.M. van Rosmalen-van der Stelt, notaris in Sint-Oedenrode, opdat de notaris de aan de erven [naam1] , de erven [erflater4] , de erven [erflaatster3] en de erven [erflaatster4] verschuldigde bedragen wegens onderbedeling aan dezen kan betalen;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, R. Prakke-Nieuwenhuizen, en M.H.H.A. Moes, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.