Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Peters, verzocht om voorlopige voorzieningen met betrekking tot de zorg voor de kinderen en partneralimentatie. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Raaben, was eveneens betrokken in de procedure. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 oktober 2021 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 december 2021 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en waren ook vertegenwoordigers van de gezinsorganisatie en de kinderbescherming aanwezig.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 2009 met elkaar gehuwd en hebben samen twee minderjarige kinderen. De rechtbank Gelderland heeft op 18 oktober 2021 de echtscheiding uitgesproken. De moeder heeft een zoon uit een eerdere relatie. De rechtbank heeft eerder voorlopige voorzieningen getroffen, waaronder de toevertrouwing van de kinderen aan de vader en alimentatiebetalingen. De moeder verzocht om wijziging van deze voorzieningen, maar het hof oordeelde dat de verzoeken niet ontvankelijk waren, omdat de echtscheiding inmiddels was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het hof verklaarde de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoeken met betrekking tot de voorlopige toevertrouwing van de kinderen en de kinderalimentatie.
Ten aanzien van de partneralimentatie oordeelde het hof dat het onbevoegd was om hierover te beslissen en verwees de zaak naar de rechtbank Gelderland. De beslissing van het hof werd genomen door de rechters P.B. Kamminga, J.H. Lieber en D.J.M. van de Voort, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.