ECLI:NL:GHARL:2021:11801

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
200.301.631
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsingsverzoek huurrecht woning in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een schorsingsverzoek met betrekking tot het huurrecht van de echtelijke woning in het kader van een echtscheidingsprocedure. De man, verzoeker, heeft verzocht om schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin was bepaald dat de vrouw, verweerster, met ingang van 1 oktober 2021 huurder van de woning zou worden. De rechtbank had eerder in een beschikking van 26 juli 2021 beslist dat het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw zou worden toegekend, en deze beslissing was uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De mondelinge behandeling van het schorsingsverzoek vond plaats op 6 december 2021, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De man heeft in zijn verzoekschrift onder andere verzocht om de uitvoerbaarverklaring van de beschikking van de rechtbank te schorsen en om bepaalde gebruiksrechten van de woning te verkrijgen. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om het schorsingsverzoek af te wijzen.

Het hof heeft overwogen dat de man een belang heeft bij het behoud van de bestaande toestand, aangezien de echtscheidingsprocedure nog niet was afgerond en het onzeker was wie uiteindelijk het huurrecht zou krijgen. Het hof heeft besloten de uitvoerbaarheid van de beslissing over het huurrecht te schorsen, waardoor de voorlopige afspraken tussen partijen over het gebruik van de woning van kracht blijven. Het hof heeft het schorsingsverzoek van de man toegewezen en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.301.631-02
(zaaknummers rechtbank Gelderland 382078 en 386609)
beschikking van 23 december 2021 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. L.E. de Wal te Geldermalsen, gemeente West Betuwe,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.J.S. Linssen te Waardenburg, gemeente West Betuwe.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 26 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Bij deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, beslist dat het huurrecht van de echtelijke woning met ingang van 1 oktober 2021 aan de vrouw zal worden toegekend en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 25 oktober 2021;
- het verweerschrift in de schorsingszaak tevens verzoek ontruiming.
2.2
De mondelinge behandeling in het schorsingsverzoek heeft op 6 december 2021 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.Feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2002 te [plaats] met elkaar gehuwd.
3.2
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 28 december 2020 heeft de rechtbank Gelderland zowel het verzoek van de vrouw als dat van de man tot toekenning van het recht
van uitsluitend gebruik van de echtelijke woning af, onder verwijzing naar hun
overeenstemming, afgewezen. Partijen hebben de navolgende afspraken gemaakt:
-op de dagen dat de vrouw buitenshuis werkt kan de man vrijelijk in de woning verblijven.
De vrouw zal de man ruim op tijd haar werkrooster geven, zodat de man daarmee rekening
kan houden;
-op de overige dagen verlaat de man dagelijks rond 9.00 uur de woning en keert daarin,
behoudens uitzonderingssituaties, zoals bijvoorbeeld bij ziekte, niet voor 17.30 uur in terug.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Gelderland:
- de echtscheiding uit tussen de partijen uitgesproken;
- bepaald dat de vrouw met ingang van 1 oktober 2021 huurder zal zijn van de woning
te [woonplaats1] , aan de [adres] (rov. 4.2);
- de (wijze van) verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, zoals
onder rechtsoverwegingen 3.19 tot en met 3.25 is weergegeven (rov. 4.3);
- bepaald dat de onder 4.2 en 4.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar zijn bij voorraad;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
3.4
Op 28 september 2021 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Aan de orde is het verzoek van de man schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover het de onder 1 genoemde beslissingen betreft. De vrouw voert hiertegen gemotiveerd verweer.
4.2
De man heeft in zijn verzoekschrift verzocht:
A. de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking van de Rechtbank Gelderland van 26 juli 2021 te schorsen voor de duur van het geding in hoger beroep;
B. te bepalen dat de man, naast dat hij alle dagen van 17:30-9:00 uur in de woning kan zijn, hij in de even weken vier dagen ook overdag in de woning kan verblijven zonder dat de vrouw daarbij aanwezig is en in de oneven weken 3 dagen, waarbij ieder ook een dag in het weekend in de woning kan zijn, afwisselend de ene week op zaterdag en de andere week op zondag.
4.3
De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht:
I. de incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad,
af te wijzen;
Il. het verzoek onder B van de af te wijzen.
III. te bepalen dat dan wel de man te veroordelen om binnen twee weken na de betekening van de te wijzen beschikking de woning aan de [adres] te [woonplaats1] te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels en achterlating van al wat tot het gehuurde dan wel de gezamenlijke boedel behoort ter vrije beschikking van de vrouw te stellen, met machtiging, voor zover vereist, van de vrouw om, zo de man mocht nalaten aan deze veroordeling te voldoen, de nakoming daarvan te (doen)bewerkstellingen met behulp van de sterke arm, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 556 lid 1 en 557 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.4
Een veroordeling is uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen, als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
4.5
Het hof oordeelt als volgt.
Partijen hebben beiden de rechtbank gevraagd een voorlopige voorziening te treffen voor het uitsluitend gebruik van de echtelijke (huur)woning. Omdat partijen op de mondelinge behandeling van die voorlopige voorziening bij de rechtbank zijn overeengekomen dat zij voorlopig de woning gezamenlijk blijven bewonen en daarover de hiervoor vermelde afspraken hebben gemaakt, heeft de rechtbank hun verzoeken om een voorlopige voorziening op dat punt afgewezen. De beslissing over het huurrecht van de woning als bedoeld in artikel 7:266 lid 5 BW die de rechtbank daarna in de echtscheidingsprocedure heeft gegeven is naar haar aard een constitutieve beslissing. De rechtbank heeft die beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof ziet mede in de aard van die beslissing (het constitutieve karakter daarvan) aanleiding te oordelen dat de man, zolang die beslissing niet in kracht van gewijsde is gegaan, een belang heeft bij het behoud van de bestaande toestand dat zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. Het is voor beide partijen heel erg lastig een andere woning te krijgen. Partijen hebben voor de duur van de echtscheidingsprocedure een afspraak gemaakt over het gebruik van de woning. Die procedure is nog niet tot een einde gekomen, zodat ook nog onzeker is wie van partijen uiteindelijk het huurrecht krijgt. Het ligt in de rede dat zowel de man als de vrouw de mogelijkheden verkennen die zij hebben voor het geval het huurrecht uiteindelijk aan de ander wordt toegedeeld.
4.6
Het hof zal de uitvoerbaarheid van de beslissing over het huurrecht schorsen. Dat betekent dat tussen partijen nog steeds de voorlopige afspraak geldt die zij eerder hebben gemaakt. Het hof ziet gelet op die afspraak geen ruimte een andere voorziening te geven en zal de aanvullende verzoeken van de man en de vrouw afwijzen.

5.De beslissing

Het hof:
wijst het schorsingsverzoek van de man toe;
schorst de werking van de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 26 juli 2021 voor zover deze het huurrecht van de echtelijke woning betreft voor de duur van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, P.B. Kamminga en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 23 december 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.