ECLI:NL:GHARL:2021:1191

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
200.277.164/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van minderjarigen en verlenging van de termijn

In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, geboren in 2017 en 2018, van wie de ouders in hoger beroep zijn gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter. De kinderrechter had op 2 maart 2020 bepaald dat de uithuisplaatsing van de kinderen, die gold tot 15 maart 2020, werd verlengd tot 15 maart 2021. De ouders zijn het niet eens met deze beslissing en hebben het hof verzocht om de uithuisplaatsing te heroverwegen.

Het hof heeft in een eerdere beschikking van 30 juni 2020 al een tussenbeslissing genomen en de raad voor de kinderbescherming gevraagd om onderzoek te doen naar de situatie van de kinderen en de mogelijkheden voor terugplaatsing bij de ouders. De raad heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om bij de pleegouders te blijven, omdat de ouders niet in staat zijn om de kinderen adequaat te verzorgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 januari 2021 zijn de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de raad verschenen. De pleegouders waren niet aanwezig. Het hof heeft de argumenten van de ouders gehoord, maar is tot de conclusie gekomen dat de uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk blijft. De ouders hebben niet voldoende aangetoond dat zij in staat zijn om de kinderen op te voeden, zelfs niet met hulp van familie en vrienden.

Het hof heeft daarom besloten om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij de uithuisplaatsing van de kinderen wordt verlengd. Het hof benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat stabiliteit en continuïteit in hun opvoeding essentieel zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.277.164
(zaaknummer rechtbank Overijssel 242844)
beschikking van 28 januari 2021
inzake
[verzoekster],
[verzoeker],
beiden wonende te [A ] ,
verzoekers in hoger beroep,
gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. T. Şeker te Enschede,
en
de gecertificeerde instelling,
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de pleegouders],
verder te noemen: de pleegouders.

1.Wat is er gebeurd na de beschikking van 30 juni 2020?

1.1
Op 30 juni 2020 heeft het hof een tussenbeschikking gegeven. De raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) heeft het hof op 27 november 2020 schriftelijk geadviseerd.
1.2
Op 5 januari 2021 is de mondelinge behandeling voortgezet. Daar zijn verschenen:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat,
- [B] namens de GI,
- [C] namens de raad.
De pleegouders zijn uitgenodigd voor de mondelinge behandeling, maar zij zijn niet gekomen.

2.Wat vindt het hof?

2.1
Het hof staat nog steeds achter de beslissingen in de beschikking van 30 juni 2020.
De GI heeft het hof wel verzocht twee fouten te herstellen. De ouders zijn het daarmee eens. Het hof zal daarom eerst de fouten herstellen.
  • het hof overweegt in 3.2 van de beschikking van 30 juni 2020 dat de kinderen weer bij de ouders hebben gewoond. Dat is niet het geval. Er is gekeken naar het contact tussen de ouders en de kinderen, maar de kinderen woonden toen niet bij de ouders;
  • het hof overweegt in 3.3 van de beschikking van 30 juni 2020 dat de kinderen op 26 november 2019 weer bij de pleegouders zijn geplaatst, maar dat was op 9 december 2019.
2.2
Het gaat in deze zaak om [de minderjarige1] (geboren [in] 2017) en [de minderjarige2] (geboren [in] 2018). De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter van 2 maart 2020 dat de uithuisplaatsing van de kinderen, die gold tot 15 maart 2020, wordt verlengd tot 15 maart 2021.
2.3
Het hof heeft in de beschikking van 30 juni 2020 aan de raad verzocht om te onderzoeken of de kinderen in de toekomst weer bij de ouders kunnen wonen. De raad moest hierbij kijken naar de vaardigheden van de ouders en wat er misschien nog nodig is om de kinderen bij de ouders te kunnen laten wonen. Het hof heeft de raad gevraagd te onderzoeken of familie en vrienden de ouders kunnen helpen bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. Als laatste moest de raad onderzoeken of de kinderen al zo lang in het pleeggezin verblijven dat zij daarom niet meer naar de ouders kunnen terugkeren.
2.4
De raad heeft in zijn rapport geschreven dat de kinderen bij de pleegouders moeten blijven en dat zij daar moeten opgroeien. Het is volgens de raad niet goed voor de kinderen als zij naar de ouders terug gaan. Het lukt de ouders niet goed genoeg om de kinderen goed te verzorgen. De ouders begrijpen niet goed genoeg wat de problemen zijn en wat de kinderen nodig hebben. Verder denkt de raad dat het niet goed is voor de kinderen als zij nog een keer van woonplek moeten wisselen. De kinderen woonden eerst bij de pleegouders, hebben toen met de ouders bij [D] verbleven en zijn toen weer naar de pleegouders teruggegaan. Zij wonen nu al te lang bij de pleegouders en zijn daar gewend. Ook daarom kunnen zij niet meer van woonplek wisselen.
De raad ziet verder dat de familie en vrienden van de ouders vinden dat de kinderen weer thuis kunnen wonen. Deze steun is fijn voor de ouders, maar de raad vindt dat niet goed voor de kinderen. De raad adviseert daarom om de kinderen bij de pleegouders te laten wonen.
2.5
De ouders vinden dat de raad niet alle vragen van het hof heeft beantwoord en dat er nog meer onderzoek gedaan moet worden. Het hof is het met de ouders eens dat de raad de familie en vrienden van de ouders meer had moeten betrekken in het onderzoek. Deze vraag heeft het hof de raad ook nadrukkelijk gesteld.
Het hof heeft besloten de raad niet te verzoeken om meer onderzoek te doen en zal dat hierna uitleggen.
2.6
Het hof vindt net als de kinderrechter en de raad dat de uithuisplaatsing van de kinderen op dit moment nog steeds nodig is en dat deze moet worden verlengd. Dit klopt met de eisen die in de wet staan. De kinderen zijn nog heel erg jong en hebben al meerdere keren van opvoeders moeten wisselen. Nu wonen de kinderen al een groot deel van hun leven bij de pleegouders. Zij zijn daar ook gewend en hebben een goede band met de pleegouders. Het is in het belang van de kinderen dat zij zich veilig voelen en dat hun leven voorspelbaar is. Dat lukt niet als de kinderen nu weer moeten wisselen van opvoeders, zelfs niet als dat betekent dat de kinderen bij de ouders gaan wonen. De ouders zeggen dat de kinderen ook aan hen zijn gehecht en dat zij daarom bij hen kunnen komen wonen. Het klopt dat de kinderen ook aan de ouders zijn gehecht, maar de kinderen zijn het vooral gewend om bij de pleegouders te wonen. Na de eerdere overplaatsing is ook gebleken dat de hechting van de kinderen moeizamer gaat. Een nieuwe wisseling van opvoeders maakt hechting voor de kinderen nog moeilijker.
2.7
De ouders vinden verder dat zij de kinderen thuis kunnen opvoeden met hulp van familie en vrienden. Het hof heeft hiervoor al overwogen dat het niet goed is voor de kinderen als zij nog een keer van woonplek wisselen. Verder is het hof het met de raad eens dat het de ouders niet is gelukt om de kinderen op te voeden toen zij werden begeleid door professionele hulpverleners. De kans dat het de ouders wel lukt als zij hulp van familie en vrienden krijgen, is dan heel klein en het risico dat het niet zal lukken is groot. Het is niet in het belang van de kinderen om dat risico te nemen.
2.8
Het hof is het dus eens met de beslissingen van de rechtbank en zal daarom de beschikking van de rechtbank in stand laten (bekrachtigen).

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 2 maart 2020, schriftelijk uitgewerkt op 20 maart 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.A. Eskes, A. Smeeing-van Hees en H. Phaff, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 28 januari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.