Uitspraak
Overwegingen:
Beslissing
[terbeschikkinggestelde] .
een jaar.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 20 augustus 2021, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar werd verlengd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. Het hof overweegt dat, hoewel het uitgangspunt is dat de terbeschikkingstelling met twee jaar moet worden verlengd als de behandeling en resocialisatie meer dan een jaar in beslag nemen, er in dit geval aanleiding is om van dit uitgangspunt af te wijken. De afgelopen twee jaar is er namelijk nauwelijks vooruitgang geboekt in het onderzoek naar uitstroommogelijkheden voor de terbeschikkinggestelde. Het hof vindt het wenselijk dat de verlengingsrechter de stand van zaken en ontwikkelingen op kortere termijn kan toetsen.
De terbeschikkinggestelde, geboren in 1971, verblijft al elf jaar in een forensisch psychiatrisch centrum. De raadsman heeft verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar, terwijl het openbaar ministerie heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en komt tot de conclusie dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, maar dan met een kortere termijn van één jaar. Dit biedt de mogelijkheid om de voortgang van het onderzoek naar uitstroommogelijkheden beter te monitoren.
Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde in het verleden een ernstig delict heeft gepleegd, maar dat er sindsdien geen incidenten zijn geweest. De kliniek heeft aangegeven dat het recidivegevaar bij beëindiging van de terbeschikkingstelling hoog is, maar dat de kans op herhaling van gewelddadige delicten onder de huidige omstandigheden laag is. Het hof benadrukt dat de terbeschikkinggestelde niet de verwachting mag hebben dat de terbeschikkingstelling na afloop van het jaar zal worden beëindigd of opnieuw slechts met één jaar zal worden verlengd.